1.   woensdag zn. 'vierde dag van de week'
Mnl. woensdach 'woensdag', met enkele minder frequente, maar toevallig wel eerder geattesteerde nevenvormen in dies wenesdaghes (met umlaut en ontronding) 'op de woensdag' [1260; VMNW], wondsdaghes 'op woensdag' [1264; VMNW], dan up den woensdach na sente martins daghe 'op de woensdag na Sint-Maarten' [1278; VMNW].
De dag is genoemd naar de Germaanse god Wodan. De naam Wodan is de Oudsaksische vorm die in de Nederlandse literatuur ingang heeft gevonden. De inheemse vorm is onl. wuodan (geschreven uuoden [791-800; CG II-1, 26]) en had in het Middelnederlands klankwettig tot *woeden > *woen moeten leiden (als in boedel > boel), maar deze vorm kwam, buiten de samenstelling woensdach, toen al niet meer voor.
Mnd. wodensdach; ofri. wednesdei, wern(e)sdei, won(e)sdei (nfri. woansdei, wernsdei); oe. wōdnesdæg (ne. Wednesday); on. óðinsdagr (nzw. onsdag); < *wōdinas-daga-. Voor de etymologie van de godennaam, zie woede.
Deze dagnaam diende als vertaling van Latijn diēs Mercuriī 'dag van Mercurius' (= Frans mercredi 'woensdag'). De planeten waren genoemd naar de zeven goden van de planeten. De Romeinse godennamen werden door Germaanse vervangen, zie dinsdag.
Literatuur: W.J.J. Pijnenburg (1980), Bijdrage tot de etymologie van het oudste Nederlands, Eindhoven, hoofdstuk 7 'Dinsdag - Woensdag'
Fries: woansdei, wernsdei


  naar boven