1.   amanuensis zn. 'assistent in een laboratorium'
categorie:
leenwoord
Vnnl. 'klerk, schrijver' in op een amanuensem (verbogen als een Latijnse accusatief) [1615; WNT]; nnl. amanuensis 'helper in een laboratorium' [1795; WNT].
Ontleend aan middeleeuws Latijn amanuensis 'schrijver aan het hof', met een achtervoegsel -ensis 'horend bij' afgeleid van de uitdrukking ā manū zoals in servus ā manū, letterlijk 'slaaf van de hand', ofwel 'slaaf die dictaat opneemt'.
In zijn oorspr. maar nu verouderde betekenis heeft amanuensis wrsch. alleen bestaan als deftige variant van klerk en schrijver. Vandaar dat het woord veelal, ook nu nog, een Latijnse meervoudsuitgang -enses krijgt. De betekenisovergang is aannemelijk als verondersteld wordt dat de amanuensis in laboratoria oorspr. vooral zal zijn aangesteld als opschrijver van resultaten van proefnemingen.
Fries: amanuensis


  naar boven