1.   cryptisch bn. 'verborgen, duister'
categorie:
leenwoord
Nnl. cryptisch [1937; WNT Supp. allure].
Wrsch. overgenomen uit Duits kryptisch 'verborgen', dat met een Duits achtervoegsel is gevormd op basis van Latijn crypticus 'id.' < Grieks kruptikós 'id.', afleiding van het werkwoord krúptein 'verbergen, verstoppen'.
Grieks krúptein is verwant met: Oudkerkslavisch kryti 'bedekken, verbergen' (Tsjechisch krýt); Litouws krauti; bij de wortel pie. *kreuH-.
Via verschillende wegen heeft dezelfde Griekse woordstam geleid tot de woorden apocrief, crypte, grot, krocht en krypton.
crypto- voorv. 'in het geheim zijnde wat het tweede lid zegt'. Nnl. in o.a. cryptocalvinist 'geheime aanhanger van Calvijn' [1913; WNT Aanv.], cryptocommunist 'iemand die de communistische opvattingen is toegedaan zonder er openlijk voor uit te komen' [1950; Dale], cryptofascist 'iemand die fascist is zonder ervoor uit te komen' [1950; Dale]. Internationaal neologisme bij Grieks kruptós 'verborgen'. ◆ cryptografie zn. 'het schrijven van code, geheimschrift'. Nnl. cryptographie [1824; Weiland]. Ontleend aan Frans cryptographie [1625; Rey], gevormd met het element -grafie 'het schrijven'.
Fries: kryptysk


  naar boven