1.   carré zn. 'vierkant, vierhoekige slagorde'
categorie:
leenwoord
Nnl. carré 'soldaten opgesteld in een vierkant' [1773; Donselaar 1998b], 'vierhoek; vierhoekig' [1832; Weiland], carré 'vierkant' [1847; Kramers].
Ontleend aan Frans carré 'vierkante slagorde' [1823; Rey], eerder al 'vierkant tuinperk' [1548; Rey], ouder quarré 'vierkant' [eind 15e eeuw; Rey], zelfstandig gebruik van het bn. carré 'met een vierkant, plat snijvlak' [ca. 1121; Rey] of rechtstreeks < Latijn quadrātus 'vierhoekig, vierkant', een afleiding van het werkwoord quadrāre 'vierkant maken', zie kwadraat, zie ook kwadrant, kwart, quartair.
Fries: karree


  naar boven