1.   tjokvol bn. 'propvol'
Nnl. tjokvol 'helemaal vol, stampvol' in dat de boot zóó tjokvol was dat ze wel naar den bliksem zou gaan [ca. 1890; WNT], o.a. bij Couperus ook in de vorm tjopvol [1911; WNT].
Ontleend aan Engels chock-full 'helemaal vol, stampvol', ouder chokkefull [ca. 1400; BDE], met een eerste element dat wrsch. gevormd is uit het verl.deelw. van Middelengels chokken (togeder) 'samenstampen', ontleend aan Oudfrans choquier 'drukken, stoten, botsen', een Noord-Frans woord dat teruggaat op Middelnederlands schocken 'id.', zie schokken, en een tweede lid full 'vol', zie vol.
Fries: -


  naar boven