|
1. |
bassen ww. 'blaffen, schreeuwen, tekeergaan' categorie: klankwoord Mnl. bassen 'schreeuwen, blaffen' [1287; CG II, Nat.Bl.D]; vnnl. bassen, blaffen ofte bellen [1573; Thes.]. Het woord komt uitsluitend in het Nederlands voor (tegenwoordig alleen nog in Zuid-Nederlandse dialecten), hoewel het Sanskrit een vergelijkbare vorm kende: bhaṣá-ḥ 'blaffend'. Wrsch. is deze, net als de Nederlandse vorm, door klanknabootsing ontstaan. Het werkwoord werd in het Middelnederlands zowel sterk (bies, gebassen) als zwak (baste, gebast) verbogen; tegenwoordig is het uitsluitend zwak.
|
naar boven
|