1.   innig bn. 'oprecht, diep, wezenlijk'
categorie:
geleed woord
Mnl. innich 'vroom, devoot' in so badense in haren gebede met innegher herten den name ons heren 'daarom riepen ze in hun gebeden uit het diepst van hun hart de naam van onze Heer aan' [1276-1300; CG II, Kerst.], ook algemener 'oprecht, uit het diepst van het gemoed' zoals in pylatus ... sprac met inneghen moede: ic ben onsculdech van sinen bloede 'Pilatus sprak uit de grond van zijn hart: ik ben onschuldig aan zijn bloed' [1340-60; MNW-R].
Afleiding met het achtervoegsel -ig van in.


  naar boven