1.   integer bn. 'onkreukbaar, rechtschapen'
categorie:
leenwoord
Nnl. integer 'rechtschapen' [1873; WNT wijnbouw].
Terugvorming bij ouder integriteit 'rechtschapenheid' (zie hieronder), naar de vorm van Latijn integer 'gaaf, geheel', ook 'nuchter, onbevangen', ontwikkeld uit ouder *intagros, afgeleid met het voorvoegsel in- 2 'niet' van de stam tag- van het werkwoord tangere 'aanraken', zie tangens. Zie hierbij ook intact, dat ook letterlijk 'niet aangeraakt' betekent.
integriteit zn. 'rechtschapenheid; onschendbaarheid'. Vnnl. integriteyt 'rechtschapenheid, deugdzaamheid' [1553; van den Werve], luyster, aensien ende integriteyt [1652; WNT luister I]; nnl. 'onschendbaarheid (van een land)' [1864; WNT]. Via Frans intégrité 'rechtschapenheid' [begin 14e eeuw; Rey] ontleend aan Latijn integritās 'zuiverheid, rechtschapenheid', afleiding van integer.


  naar boven