1.   geschrift zn. 'geschreven werk'
categorie:
geleed woord
Onl. gescrift, gescriphte '(Heilige) schrift, het geschrevene' [ca. 1100; Will.]; mnl. 'geschreven stuk' in hi dade hem dat geschrefte lesen 'hij liet hem het geschreven verhaal, het boek, lezen' [1265-70; CG II, Lut.K], hebben wij scepenen ... dit ghescrijfte beseghelt met onsen seghele 'het hier geschrevene, dit schriftelijke stuk, van ons zegel voorzien' [1266-67; CG I, 101]; ook in de vorm geschrichte, in om dat hi in sinen gescrichte die heilege scrifture verlichte 'omdat hij in zijn werk(en) de heilige schrift uitlegde' [1300-25; MNW-R].
Afleiding met het collectiefvoorvoegsel ge- (sub c) van het zn. schrift of misschien met ge-te van het werkwoord schrijven. De Middelnederlandse vorm geschrichte is ontstaan door de overgang van ft > cht zoals in achter; naar analogie van de werkwoordsvormen met -v- en -f is deze overgang weer ongedaan gemaakt.
Mnd. geschrift; ohd. giscrift.


  naar boven