1.   dedicatie zn. 'opdracht; toewijding'
categorie:
leenwoord
Mnl. dedicacien (datief) 'kerkwijding' [1378; Debrabandere 2000], dedicatien (mv.) 'opdracht; wijding in religieuze zin' [1275-1300; CG I, 2864]; vnnl. 'opdracht, toewijding van boek etc. om iemand te eren' [1553; Werve].
Via Frans dédicace, ouder dedicasse 'wijding in religieuze zin' [1273-80; Rey] of rechtstreeks ontleend aan Latijn dēdicātio 'toewijding aan een godheid, wijding', bij het werkwoord dēdicāre 'wijden', gevormd uit de- 'vanaf, weg van' en dicāre 'wijden, toewijden', dus letterlijk 'door wijding apart zetten'. Latijn dicāre is verwant met dīcere 'spreken', dat verwant is met -tijgen in aantijgen, en waaruit ook bijv. dichten 2 'poëzie schrijven'.
Een oorspr. kerkelijke term die haar geestelijk karakter grotendeels heeft verloren.
Het gebruik van dedicatie in de betekenis 'toewijding van een werk' komt in het Nederlands eerder voor dan in het Frans: dedicace 'toewijding, opdracht van een werk aan een persoon' [1613; Rey].
Fries: dedikaasje


  naar boven