1.   mijl zn. 'lengtemaat'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Mnl. mile 'mijl' in ombtrent de port bi ere haluer milen gehehinde 'binnen een halve mijl gaans van de poort' [1236; VMNW], ene fransoise mile 'een Franse mijl' [1291-1300; VMNW], mijl 'afstandsmaat' [1460-80; MNW-R]; vnnl. mijle, mijl 'afstandsmaat' in een dorp twe cleyn mijlen van Luewen 'een dorp een kleine twee mijl van Leuven' [1568; WNT], mijle 'duizend passen, mijlpaal' [1599; Kil.].
Zeer vroege ontlening aan Latijn mīlia 'mijlen', verkorting van het meervoud van mīlle passuum 'duizend Romeinse dubbelpassen', uit mīlle 'duizend'. Het woord mille komt wrsch. uit pie. *sm-ih1hes-l-ih2 'één duizend', vergelijk Sanskrit sahásra- en zonder *sm(ih2)- Grieks khīlioi. Zie milli-, en de genitief meervoud van passus 'pas, stap', tevens 'lengtemaat van ca. 74 cm', zie pas 1.
Ook ontleend: mnd. mile; ohd. mīla [9e eeuw; Kluge] (nhd. Meile); oe. mīl [voor 800; BDE] (ne. mile); laat-on. míla (nzw. mila '10 km').
Een Romeinse mijl was ca. 1480 meter (1000 x 2 x 74 cm). Voor de invoering van het metrieke stelsel bestonden er allerlei plaatselijke mijlen, o.a. de Hollandse mijl van 2000 Rijnlandse voeten = ca. 5,5 km ofwel ongeveer een uur gaans; eerder varieerde de mijl in onze streken van ca. 4,4 tot 6,3 km. Een moderne Engelse mijl is ca. 1609 meter, een zeemijl 1852 meter of 1/60 van een breedtegraad.
Fries: mile


  naar boven