Gezocht op:
trefwoord: "beducht"

1 tot 1 van 1

Index:



bedremmeld
bedreven
bedriegen
bedrijf
bedrijven
bedrijvende vorm
bedrijvig
bedrog
bedruipen
bedstee

beducht

beduiden
beduimelen
beduusd
bedwelmen
beëdigen
beëindigen
beek
beeld
beeltenis
Beëlzebub
1.   beducht bn. 'bevreesd'
categorie: geleed woord
Mnl. verveert ende beducht 'angstig en bevreesd' [1460-80; MNW-P]; vnnl. beducht [1539; MNHWS].
Verl.deelw. van mnl. beduchten, bedochten 'vrezen' [1432; MNW-R], een afleiding met be- van het werkwoord duchten.
In het Middelnederlands bestond ook het zn. beducht 'vrees' [1497; MNHWS]; naast beduchten 'vrezen' kwam ook het wederkerend werkwoord voor: hem (be)duchten 'vrezen', bijv. ic beducht mi zere 'ik ben zeer bevreesd' [1400-20; MNW-R].
Fries: beducht


  naar boven