Gezocht op:
trefwoord: "bussel"
1 tot 1 van 1
Index:
burger
-burger
burijn
burlen
burlesk
burleske
bursaal
bus 1
bus 2
buskruit
bussel
buste
but
butaan
butler
buts
button
buur
buurt
buut
buxus
1.
bussel
zn. 'bos, schoof'
categorie:
geleed woord
Mnl.
een busselken
(verkleinwoord)
van merren
'een bosje mirre' [1290-1310; MNW-P],
bussele
'bundel, schoof' [midden 14
e
eeuw; MNW
bossele
]; vnnl.
bussel hout
'takkenbos' [1552; Apherdianus],
een bussel hoys
,
bussel korens
[1567; Nomenclator].
Gevormd uit
bos
en het verkleiningsachtervoegsel
-el
, zie
druppel
.
Mhd.
büschel
, nhd.
Büschel
'bosje, bundel'.
naar boven