1.   muesli zn. 'gerecht van gedroogde havervlokken'
categorie:
leenwoord
Nnl. müesli 'gerecht van gedroogde havervlokken' [1931; Brupbacher-Bircher], muesli 'id.' in bestrooi, als het gerecht extra voedzaam moet zijn, de muesli met gemalen noten [1940; WNT Aanv.], Zwitserse müsli, het bekende vruchtenslaatje met geweekte havermout en gemalen noten [1958; WNT Aanv.].
Ontleend aan Zwitsers-Duits müesli, verkleinwoord van mus 'brei', verwant met moes. Ook de aan het Standaardduits ontleende spelling müsli is gebruikelijk, maar deze in het Nederlands niet meer officieel (WL 2005).
De Zwitserse arts Maximilian Otto Bircher-Benner (1867-1939) experimenteerde veel met plantaardige, geneeskrachtige voeding en propageerde de helende werking van het eten van vers fruit en rauwkost. Een van de gerechten die Bircher in zijn kliniek vanaf ca. 1900 serveerde, was zijn Apfeldiätspeise, een mengsel van stukjes fruit, noten, havervlokken, citroensap en gezoete melk, dat algauw bekend werd onder de naam Bircher müesli 'Bircher-brei'. Het had succes en werd door vele anderen in vele varianten geïmiteerd, met als vast ingrediënt de havervlokken. De internationale opmars van de müesli begon in de jaren 1960, toen men in de westerse landen het belang van gezonde voeding begon in te zien.
Het originele recept staat in Zwitserland nog steeds bekend als Bircher-müesli. Overigens heeft het woord müsli, dus zonder e, in het Zwitsers-Duits een andere betekenis, namelijk de dierennaam 'muisje'.
Literatuur: B. Brupbacher-Bircher (1931), Kookboek voor moderne voeding zonder vleesch, Zwolle
Fries: müsly


  naar boven