1.   geschift bn. 'niet goed wijs'
categorie:
geleed woord
Nnl. geschift "niet goed gaar, niet goed wijs, gek" [1914; van Dale], terecht typeert de volksmond lichte schizophrenen vaak als "geschift" [1931; WNT Aanv. schizophreen].
Verl.deelw. van schiften 'stremmen, klonteren, ongelijkmatig van samenstelling worden'. Naar analogie van dit proces, waarbij een gladde, egale vloeistof verandert in een grillig geheel met grotere en kleinere klontjes, noemt men iemand geschift als grilligheid en onnavolgbaarheid de plaats innemen van soepele en begrijpelijke uitingen en gedragingen.


  naar boven