1.   gering bn. 'onbeduidend, onaanzienlijk'
categorie:
geleed woord, leenbetekenis
Mnl. gering(h) 'snel, vlug' in nochtan spranc hi doe geringe weder op sinen voeten 'toch sprong hij toen snel weer overeind' [1479; MNW-P], haestelic ende gheringhe 'haastig en snel' [1488; MNW]; vnnl. gering 'licht, zwak, onbeduidend' in mijn kracht is te geringh 'te zwak, te onbeduidend' [eind 16e eeuw; WNT wezen I], 'onaanzienlijk, laag, schamel' in kruijers, wevers ... en andere geringhe luyden [1666; WNT kalis I]; tot in het eerste kwart van de 17e eeuw ook nog 'snel', in soo sal sy sich gheringhe stillen 'dan zal het snel beter worden' [1622; WNT woeden].
Afleiding met het voorvoegsel ge- van een Germaanse wortel *reng-ja-, wrsch. met de grondbetekenis 'lichtvoetig, vlug van beweging', waarvan de verdere herkomst niet erg duidelijk is. Uit die grondbetekenis ontwikkelde zich in sommige talen, waaronder het Middelnederlands, de betekenis 'snel, haastig', in andere, waaronder het Middelhoogduits, (ook) de betekenis 'licht, onbeduidend'. De betekenis 'onbeduidend' is via de bijbelvertaling van Deux-Aes (1561-62) ontleend aan het Hoogduits (Toll.), waarop de betekenis 'snel' binnen een eeuw is verdwenen.
Mnd. geringe 'vlug, snel', ohd. geringo (bw.) 'licht', un-geringi 'zwaar', mhd. geringe 'licht', ook 'handig, vlug'; zonder voorvoegsel mnd. ringe 'onbeduidend, gering' (> nzw. ringa); ohd. ringi 'licht, van gering gewicht en waarde'; ofri. ring (bw.) 'vlug'; < pgm. *reng-ja 'lichtvoetig, snel' (alleen continentaal Germaans), dat misschien teruggaat op een oude u-stam (Kluge).
Verdere etymologie onbekend. Buiten het Germaans zijn er geen aanknopingspunten. Grieks rhímpha 'vlug' < *wrémpha is niet hiermee verwant, maar met wringen.
geringschatten ww. 'van geringe betekenis achten'. Nnl. het was geringschatten ..., vitten, al wat men hoorde [1844; WNT vitten II]. Samenstelling met schatten in de betekenis 'waarderen'.


  naar boven