1.   gerant zn. (BN) 'bedrijfsleider, filiaalhouder'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. gérant 'zaakleider, bedrijfsleider', in gérant 'zaakvoerder, zaakwaarnemer, vooral eerste redacteur of bestuurder der redactie van een tijdschrift' [1847; Kramers], bij den gérant van dit ... vennootschap [1854; WNT zielverkooper], en vooral 'bedrijfsleider in hotel of restaurant', in gérants ... met hun staf van chefs en oberkellners en kellners [1879; WNT kellner], had de beide hotels ... aan ervaren gérants overgelaten [1913; WNT Aanv.], de gérant bracht hen naar een tafel die versierd was met rozen [1957; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans gérant 'bedrijfsleider' [1787; Rey], afleiding van gérer 'uitvoeren, bestieren' [ca. 1558; Rey], ontleend aan Latijn gerere 'dragen, bij zich hebben, uitvoeren, bestieren', van onbekende herkomst.
Misschien is gerere (verl.deelw. gestum, stam ges-) terug te voeren op een uitbreiding pie. *h2ǵ-es- van de nultrap van *h2eǵ- zoals in Latijn agere 'leiden, voeren' (zie ook ageren).
In de algemene betekenis verouderd; in de betekenis 'bedrijfsleider in hotel of restaurant' in het NN verouderend.


  naar boven