1.   oceaan zn. 'wereldzee'
categorie:
leenwoord
Mnl. twee seen ... die men heet ... Narvel ende Oceanus '... die men Middellandse Zee en Atlantische Oceaan noemt' [1390-1410; MNW-R]; vnnl. de ... Oceâen 'de wereldzee' [1595; WNT voute], de ... oceaan 'id.' [ca. 1651; Picarta], oceanen (mv.) [1893; Picarta].
Deels via Frans océan 'id.' [1160; Rey/Morvan] ontleend aan Latijn Ōceanus 'de Oceaan', ontleend aan Grieks Ōkeanós 'zee aan de randen van de bekende wereld'. Dit is een leenwoord uit een onbekende taal; misschien gaat het terug op een samenstelling uit de Sumerische woorden a 'water', ki 'land' en an 'hemel', dat dan ongeveer 'water tussen land en hemel' zou hebben betekend.
Volgens de voorstelling in de oudheid was Ōkeanós de rivier die rond de randen van de bekende wereld stroomde en deze scheidde van de hemel. In de praktijk duidden de Grieken er de wateren van de huidige Atlantische Oceaan mee aan. In de moderne beschavingen namen zeelieden en cartografen aanvankelijk deze definitie over, maar al in de 16e eeuw ontstond de behoefte om de Oceaan nader te benoemen. Volgens de huidige internationale conventies onderscheidt men vijf oceanen.
Fries: oseaan


  naar boven