1.   luitenant zn. 'militaire rang'
categorie:
leenwoord
Mnl. lieutenant 'plaatsvervanger van een hoge autoriteit' [1460-80; MNW-R], i.h.b. 'plaatsvervanger van een admiraal ter zee' [1487; WNT]; vnnl. lieutenant civil 'een rechter van de baljuw (Gent)' [1540; Stall. II], luytenant 'plaatsvervanger van een kapitein in het leger' [1576; WNT].
Ontleend aan Frans lieutenant 'bepaalde militaire rang' [1478; Rey], oorspr. 'plaatsvervanger' [1260; Rey] en gevormd uit lieu 'plaats', klankwettig ontwikkeld uit Latijn locus 'id.', zie loco-, en tenant 'houder', het teg.deelw. van tenir 'houden', zie tenor. In het Nederlands met aanpassing van de onbekende Franse tweeklank -ieu- aan de inheemse diftong -ui-.
De oorspr. betekenis 'plaatsvervanger van een hoge autoriteit' heeft ook in het Nederlands bestaan, maar raakte in het Vroegnieuwnederlands verouderd. Als militaire rangaanduiding, zowel bij de landmacht als bij de zeemacht, was de luitenant aanvankelijk nog nadrukkelijk de plaatsvervanger van een ander, bijv. van een admiraal of kapitein; later werd luitenant een zelfstandige rang.
Fries: luitenant


  naar boven