61.   griet 1 zn. 'meisje; appel'
categorie:
verkorting, eponiem
Mnl. eerst als vrouwennaam, afkorting van Margriet: Grieten [1212-23; CG I, 10], grita 'Grita' [1223; CG I, 8], Griten [1227-32; CG I, 10]; vnnl. griet 'soort appel' [ca. 1600; WNT], Griet 'vrouw, meisje' [1629; WNT].
In beide betekenissen is griet een afkorting van de vrouwennaam Margriet < Margaretha, zie margriet. De naam Griet, Grietje is in de loop van de 16e eeuw een algemene aanduiding voor 'vrouw', 'meisje' of 'liefje' geworden. Het oude appelras heet ook wel Margriet en Zeeuwse griet; bloemen en vruchten krijgen wel vaker persoonsnamen, vergelijk in het WNT bijv. de ingangen aagt II, griet III, margriet.
Fries: Griet
62.   grog zn. 'alcoholische drank met heet water'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. het aldus tot grog hervormde water [1837; Olivier, 30], er kwam wijn binnen voor de dames, en er werd grog gemaakt voor de heeren [1840; WNT], in samenstellingen: zoo heeft men jenevergrog, rumgrog, enz. en zelfs wijngrog [1858; WNT wijn].
Ontleend aan Engels grog 'sterke drank aangelengd met water' [1770; OED]. Men veronderstelt dat grog teruggaat op de bijnaam Old Grog van de Engelse admiraal Edward Vernon (1684-1757), die bij slecht weer een mantel van grogram, ouder grograin, grosgrain, omsloeg, Nederlands verouderd grogrein, grofgrein 'zekere weefsel, in nabootsing van zijde gemaakt' [1599; WNT]. Deze admiraal gaf in 1740 het bevel het oorlam van de matrozen voortaan aan te lengen met water.
Engels grosgrain is ontleend aan Frans gros-grain 'id.' [1611; Rey], samenstelling van gros 'grof' en grain 'textuur van een stof', hetzelfde woord als graan en grein. Ook in het Nederlands is dit Franse woord ontleend geweest, als grogrein, naast grofgrein door associatie met grof.
groggy bn. 'onvast op de benen door duizeligheid'. Nnl. groggy geslagen 'duizelig, half bewustloos geslagen' [1932; WNT Aanv.]. Ontleend aan Engels groggy 'wankel, aangeslagen' [1832; OED], een uitbreiding van de eerdere betekenis 'dronken, aangeschoten' [1770; OED], een afleiding van grog. ◆ grogstem zn. 'schorre stem'. Nnl. grogstem 'stem, die ten gevolge van het gebruiken van grog of andere sterke dranken hees, schor is geworden; bij uitbreiding ook toegepast op een van nature hees, schor stemgeluid' [1893; WNT]. Samenstelling van grog en stem.
63.   guillotine zn. 'onthoofdingstoestel met schuine valbijl'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. guillotine 'onthoofdingstoestel' [1795; WNT Aanv.], guillotine [1796; Gödicke].
Ontleend aan Frans guillotine 'id.' [1790; Rey], genoemd naar de Franse arts Joseph Ignace Guillotin (1738-1814).
Guillotin bepleitte tijdens de vergadering van de Franse Assemblée Constituante in 1789 de invoering van het onthoofdingstoestel als de minst inhumane methode om de doodstraf te voltrekken, waarbij ook geen onderscheid werd gemaakt tussen rangen en standen. Het toestel was ontworpen door de arts Antoine Louis, naar wie het enige tijd la louisette is genoemd (Rey). Soortgelijke valbijltoestellen bestonden overigens al in de 13e eeuw in Brussel en Dendermonde en in de 16e eeuw in Italië. Het woord valbijl werd in 1808 als purisme voorgesteld (WNT) naar het voorbeeld van Hoogduits Fallbeil [1663]; al eerder is bij Cats aangetroffen vallende bijl, dat is "een stale bijl, die hangt aan eenen draet, Terwijlse door een groef, en op en neder gaet." [1655; WNT vallend].
Fries: guillotine
64.   gup(py) zn. 'tropisch visje' (Lebistes reticulatus)
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. lebistes reticulatus - guppy [1967; WNT Aanv.], de selectieve kweek van de gup [1967; WNT Aanv.], gup, guppy, guppies (mv.) [1973; WP Dierenrijk], ook gupje [1975; van Dale Hwb.] en guppie [1986; Koenen], ook als scheldwoord gup, guppie 'gestoord persoon', en de samenstelling guppekop 'id.' [1989; Heestermans 1989].
Ontleend aan Engels guppy [1925] uit Neolatijn guppyi [1866]. Het aquariumvisje is genoemd naar de predikant en dierkundige Robert J.L. Guppy, die het in 1866 in het Caraïbisch gebied ontdekte en opstuurde naar het British Museum, waar het in datzelfde jaar in de catalogus werd opgenomen als Gerardinus guppyi 'Gerardinus van Guppy', volgens de gewoonte dat aan de wetenschappelijke naam die van de ontdekker kan worden toegevoegd in de gelatiniseerde genitief. In het Nederlands verkort tot gup en daarna ook wel hypercorrect verkleind tot gupje, omdat men de Engelse naam als verkleinwoord opvatte.
Volgens Sanders 1993 werden eind jaren zeventig de scheldwoorden guppie en achterlijke gup door André van Duin geïntroduceerd.
Literatuur: Winkler Prins (1973), Encyclopedie van het dierenrijk, Amsterdam/Brussel
65.   hansworst zn. 'belachelijk persoon'
categorie:
leenwoord, eponiem
Vnnl. de Hans-beuling, hans-worst "Jack-pudding" ofwel 'potsenmaker, belachelijk persoon' [1691; Sewel NE], ook specifieker 'helper van een kwakzalver' in nnl. loopjes en grappen die een kwakzalvers Hansworst nauwlyks zouden betaamen [1731-35; WNT], door betekenisoverdracht ook hansworstje 'kinderpop in gedaante van een hansworst' [1779; WNT].
Ontleend aan Duits Hanswurst 'id.', uit de gangbare naam Hans Wurst voor een toneelzot in 17e-eeuwse toneelstukken. Buiten het toneel duikt de naam al eerder op: Hans Wurst 'lomp figuur' (waarbij het lijf doet denken aan een worst) [1519; Grimm], Hans Wurst 'naam voor een onhandige boer' [1553; Grimm].
Kluchtfiguren kregen vaak de naam van een algemeen volksgerecht, bijv. Engels Jack Pudding; Frans Jean Potage (zie hansop), en zie pekelharing.
Fries: hânswoarst
66.   hertz zn. 'eenheid van frequentie'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. in frequentie onder de 50 Hz [1935; Winkler Prins].
Internationale naam voor de eenheid van frequentie uitgedrukt in aantal periodes (van een trilling of ander zich snel herhalende gebeurtenis) per seconde. Zo genoemd naar de Duitse natuurkundige Heinrich Rudolf Hertz (1857-1894), onderzoeker aan elektromagnetische golven en grondlegger van de radiotelegrafie.
De verbinding van Hertz' naam aan de eenheid van frequentie is het oudst in Duitsland, waar de hertz al in de jaren 1930 alom in de vakliteratuur werd toegepast. In diezelfde periode raakt het woord ook internationaal bekend. Officiële opname in het internationale standaardeenhedenstelsel geschiedde in 1948.
67.   hoela
categorie:
verkorting, eponiem
Zie: ammehoela
68.   hopje zn. 'in een papiertje gewikkeld snoepje met koffiesmaak'
categorie:
eponiem, merknaam
Nnl. wat hopjes en wat peperment [1855; WNT pepermunt].
Eponiem, genoemd naar baron Hendrik Hop (1723-1808), diplomaat voor de Hollandse overheid in Brussel, maar regelmatig in Den Haag verblijvend.
In opdracht van baron Hop en exclusief voor hem, produceerde suikerbakker Theodorus van Haaren uit Den Haag van 1792 tot Hops dood snoepjes met koffiesmaak. Koffie was toen nog maar pas in Europa geïntroduceerd, geprezen om zijn medicinale werking en zeer duur. Na 1808 kon iedereen de snoepjes kopen onder de naam Bonbons van Baron Hop, in de volksmond verkort tot hopjes en vanaf ca. 1880 ook onder de naam Haagsche Hopjes verkocht. Omdat de naam hopje niet juridisch beschermd was, zijn ook andere snoepfabrikanten het snoepje gaan maken.
Literatuur: Sanders 1993; M.R. van der Krogt (1992), Een baron in koffie 1792-1992: twee eeuwen het fenomeen "Haagsche Hopjes", Rijswijk
69.   jaeger zn. 'dun wollen weefsel voor ondergoed'
categorie:
leenwoord, eponiem, alleen in België of Nederland
Nnl. Jaeger 'wollen onderkleding' [1897; Woordenschat], Jaegers (mv.) 'kledingstukken van dun wollen weefsel' [1900; WNT Aanv.], 'n fijn jaegertje 'een dun wollen hemd' [1909; WNT Aanv.], een stof, die goed vocht opneemt, b.v. de dunste soort Jaeger [1918; WNT Aanv.], jaeger ondergoed [1938; WNT Aanv.].
Genoemd naar de Duitse arts Gustav Jäger (1832-1917), en daarom volgens WNT Aanv. aanvankelijk ook wel Jäger gespeld. Jäger had eigen theorieën over de gezondheid; in zijn boek Die Normalkleidung als Gesundheitsschutz (1880) schreef hij het gebruik van bepaalde "gezonde" weefsels bij het vervaardigen van kleding voor. Deze theorieën pasten in de reformbeweging, die vanaf het laatste kwart van de 19e eeuw onder meer gezondere en meer praktische kleding voor vrouwen propageerde, zie verder reform.
Het gebruik verschuift langzaam van 'wollen ondergoed, wollen kledingstuk' en 'wollen weefsel waaruit dat ondergoed is vervaardigd' naar het bijvoeglijk gebruik in de betekenis 'van zeker wollen weefsel vervaardigd'. Tegelijk verdwijnt definitief het gebruik van de hoofdletter, omdat de associatie met de naam van de arts verloren gaat. Het woord is, met het weefsel, in de 2e helft van de 20e eeuw verouderd.
70.   jeremiëren
categorie:
leenwoord, eponiem
Zie: jeremiade

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven