51.   flik zn. (NN) 'klein rond chocolaatje, chocoladepastille'
categorie:
eponiem, verkorting
Nnl. wormkoekjes, die er uitzien als flickjes [1864; Toll.], pralines, flikjes,... [1891; Groene Amsterdammer], groote flikken [1919; WNT].
Flik is een jongere terugvorming uit flikje, een soort chocolaatje dat werd geproduceerd door de Amsterdamse chocoladefabriek van Caspar Flick, die in de 18e eeuw leefde.
Over Flick zelf en over wie wanneer deze naam heeft bedacht, is niets bekend. Zijn fabriek, later onder de naam Erven Caspar Flick & Co, bestond tot 1923. Flikje was inmiddels al een soortnaam geworden: volgens Sanders (1993) werden flikjes door diverse winkeliers nagemaakt en Van Dale 1872 verstaat onder fli(c)kje ook een "besuikerd rond chocolade-koekje".
Fries: flikje
52.   frangipane zn. 'mengsel van amandelspijs met boter en ei'; (BN) 'gebakje op basis van dat mengsel'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland, eponiem
Nnl. frangipane 'mengsel van eieren, bloem, melk, vet, gestampte amandelen, verkruimelde bitterkoekjes en fijne suiker; ter bereiding van taarten en taartjes, ter garnering van zeker pasteiwerk' [1866; Rijnhart, 378a], 'vulling van verfijnde amandelspijs voor gebak' [1952; De Clerck 1981], 'gebakje met of van frangipane' [1984; van Dale].
Ontleend aan Frans frangipane 'mengsel van amandelspijs met boter en ei' [1740; Rey] en 'gebak waarin dit mengsel wordt gebruikt' [1732; Rey]. Dit is ongetwijfeld een eponiem, op basis van de naam van de zeer invloedrijke familie Frangipani in het middeleeuwse Rome (tot en met de 17e eeuw). Maar de reden van deze naamgeving is onbekend. Er circuleren diverse vertellingen. Zo zou markies Muzio Frangipani in de 16e eeuw al een amandelparfum voor handschoenen hebben ontwikkeld (Frans frangipane [1646; Rey]). Ook de naam frangipani voor een Latijns-Amerikaans bomengeslacht wordt wel toegekend aan deze Muzio, die botanist was en in Amerika geweest was en van deze boom een extract zou hebben gebruikt voor zijn parfum. Volgens anderen zou Graaf Cesare Frangipani in 1532 het amandelgebakje hebben uitgevonden. Maar het kan ook gaan om een aan de familie opgedragen spijs. De precieze samenhang tussen deze woorden en de familienaam blijft dus onzeker. De letterlijke betekenis van de familienaam is 'die het brood breekt' (zie fractie en paneren).
Het woord frangipane is in België gebruikelijker dan in Nederland. Zie ook amandel voor de samenstelling amandelpers.
Familienamen als Frangipani 'die het brood breekt' zijn niet ongewoon, vergelijk Scheurweg(s), Clövenbrod, Cassemiche, Brisemiche (Debrabandere 2003).
Literatuur: Grauls 2001
Fries: -
53.   frisbee zn. 'werpschijf'
categorie:
leenwoord, eponiem, bedenker bekend
Nnl. frisbee [1971; WNT Aanv.].
Ontleend aan Amerikaans-Engels frisbee 'id.' [1957; OED], een eponiem, genoemd naar de familienaam Frisbie, die teruggaat op een middeleeuwse plaatsnaam in Leicestershire, Groot-Brittannië.
De naam frisbee werd in 1957 door speelgoedfabrikant Rich Knerr gegeven aan een stuk speelgoed dat in die vorm toen al lang bestond. Het voor het plezier overgooien van metalen en papieren schotels, deksels e.d. heeft ongetwijfeld een lange geschiedenis, maar de eerste plastic werpschijf werd in 1948 bedacht en ontwikkeld door Warren Franscioni en Fred Morrison, twee Amerikaanse oorlogsveteranen. Inspelend op de vliegendeschotelhype in die periode noemden zij hem Flyin' Saucer. Hun succes duurde slechts enkele jaren. Morrison begon opnieuw, verbeterde het model, gaf het de naam Pluto Platter en ging in 1955 in zee met Wham-O, de Californische speelgoedfabriek van Knerr. Tijdens een promotietour langs universiteitscampussen aan de Amerikaanse oostkust ontdekte Knerr een al jaren oud gebruik van het over en weer werpen van metalen taartschotels, waarbij elke worp ter waarschuwing vergezeld ging van een uitroep Frisbie! Dat was de naam van de in die blikken geschreven naam Frisbie's pies, die afkomstig waren van het familiebedrijf Frisbie Pie Company (1871-1958) in Bridgeport, Connecticut. Meerdere universiteitscampussen claimden later de eerste geweest te zijn waar werd ge-Frisbie-d, maar de eer wordt meestal toegeschreven aan die van Yale. Knerr vond frisbie een geschikte nieuwe naam voor zijn product, maar verkoos de homofone spelling frisbee, wrsch. om problemen met de familie Frisbie te vermijden.
Literatuur: E.D. Stancil & M.D. Johnson (1975), New Frisbee, a Practitioner's Manual and Definitive Treatise, New York
Fries: frisbee
54.   fröbelen ww. (NN) 'knutselen, rommelen'
categorie:
leenwoord, eponiem, intensiefvorming of frequentatief
Nnl. fröbelen "jonge kinderen op een aangename, ontwikkelende wijze spelende bezighouden" [1898; van Dale], "handenarbeid verrichten (matjesvlechten enz.) van kleine kinderen" [1912; Kramers], "zich met onnozelheden bezighouden" [1984; van Dale HN]. Eerder al in samenstellingen: Fröbelschooltje [1867; WNT school I], fröbelstokjes [1894; weekblad Eigen Haard, 280], fröbel-onderwijs [1912; WNT Aanv.].
Afgeleid van het eerste lid in samenstellingen als Fröbelschool, Fröbelonderwijs; dit is de naam van de Duitse pedagoog Friedrich Fröbel (1782-1852), die in 1840 voorstelde om kinderen al op jongere leeftijd te onderwijzen dan tot dan toe gebruikelijk was.
Fröbel bedacht voor zijn concept van voorschool voor primair onderwijs in het Duits de naam Kindergarten. Erkenning op grote schaal kreeg hij pas na zijn dood; zijn volgelingen verspreidden zijn boeken en spelmateriaal in binnen- en buitenland. In Nederland en België gebruikte men aanvankelijk ook wel de leenvertaling kindertuin, maar samenstellingen met Fröbel (en algauw ook met fröbel) waren gebruikelijker. Vooral in Nederland stonden halverwege de jaren 1920 overal fröbelscholen. Ook het werkwoord fröbelen verwierf zich een eigen positie in het Nederlands. Beide ontwikkelingen werden wrsch. zeer gesterkt door de toevallige fonologische, morfologische en semantische overeenkomsten met werkwoorden als frommelen, friemelen, frutselen en frunniken.
Na de Tweede Wereldoorlog taande de invloed van Fröbels opvoedkundige opvattingen en daarmee verdween ook het fröbelonderwijs. Daarvoor in de plaats kwam de kleuterschool, hoewel in het BN nog lang de benaming kindertuin in gebruik bleef. Het werkwoord fröbelen bleef en kon, niet meer gehinderd door associatie met onderwijs, een algemene betekenis 'knutselen, rommelen' gaan ontwikkelen. De functie van het subject is daarbij veranderd: iemand die in de 19e eeuw fröbelt, laat kinderen knutselen, in het hedendaags Nederlands knutselt zo iemand zelf. Het woordenboek van Kramers wijst in 1912 al op deze verandering, maar in de meeste 20e-eeuwse woordenboeken (nog tot en met Van Dale 1976) staat nog de oude betekenisomschrijving.
Literatuur: M. Philippa (1994), 'Tussen friemelen en fröbelen', in: OT 63, 24
Fries: -
55.   galvanisch
categorie:
geleed woord, eponiem
Zie: galvaniseren
56.   galvaniseren ww. 'langs elektrische weg met een laagje metaal bedekken; plotseling bezielen, elektriseren'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, eponiem
Nnl. galvaniseeren "het Galvanisme aanwenden" [1805; Meijer], galvaniseren '"dierlijke electriciteit" doen vertonen' [1824; Weiland], om ijzer en staal te galvaniseren (verzinken) ... 'om ijzer en staal met een laagje zink te bedekken ...' [1842; WNT verzinken II], inzake mensen ook wel figuurlijk gebruikt: galvaniseren 'plotseling en kortstondig tot leven of bezieling opwekken' [1921; Koenen].
Ontleend aan Duits galvanisieren 'met metaal bedekken', eerder al 'een lichaam aan stroom onderwerpen' [1800; Kluge21] of aan Engels galvanize 'met een laagje metaal bedekken' [1839; OED], eerder 'een lichaam aan stroom onderwerpen' [1802; OED]; wrsch. niet uit het Frans, gezien de late datering van galvaniser 'voorzien van een laagje metaal' [1861; Rey], hoewel eerder al wel galvaniser 'een lichaam aan stroom onderwerpen' [1799; Rey]. Deze internationale wetenschappelijke term is gevormd op basis van de naam van de Italiaanse arts en natuurkundige Luigi Galvani (1737-1798), hoogleraar in de geneeskunde aan de universiteit van Bologna, die in 1789 de chemisch opgewekte elektriciteit ontdekte. Het figuurlijke gebruik 'prikkelen als door een elektrische stroom, opzwepen' kan aan het Frans ontleend zijn [1831; Rey], of aan het Engels [1853; BDE].
Bij galvaniseren wordt een chemische metaalverbinding met behulp van elektrische stroom ontleed, zodat een metaalneerslag op een ondergrond wordt aangebracht.
galvanisch bn. 'inzake, volgens het galvanisme'. Nnl. galvaniesch "tot het Galvanisme betrekkelijk" [1805; Meijer], in welk aftreksel tevens ... de galvanische werking werd opgewekt [1814; WNT Aanv.]. Afleiding van galvaniseren of rechtstreeks gevormd op basis van de eigennaam Galvani. ◆ galvanisme zn. 'het door een chemisch proces opwekken van elektrische stroom'. Nnl. galvanisme "nieuwe electriciteit door den Italiaanse Geleerden Galvani uitgevonden" [1805; Meijer], 'proces lijkend op elektriciteit' [1836; WNT Aanv.], galvanismus, galvanisme 'dynamische elektriciteit die vooral door chemische werkingen wordt voortgebracht' [1872; van Dale]. Gevormd op basis van de eigennaam Galvani.
57.   galvanisme
categorie:
geleed woord, eponiem
Zie: galvaniseren
58.   garibaldi zn. 'soort hoed'
categorie:
verkorting, leenwoord, eponiem
Nnl. garibaldi 'soort van lage hoed' [1886; Kramers], 'kleine, ronde hoed met opstaande rand, genoemd naar het hoofddeksel van Giuseppe Garibaldi' [1896; Woordenschat], garibaldi 'hoed met brede slappe rand, genoemd naar Garibaldi' [1906; Baale], 'soort van lage hoed' [1912; Kramers].
Verkorting van Garibaldi-hoed [1902; WNT hoed I], genoemd naar het historisch geworden hoofddeksel van de Italiaanse nationale held uit de vrijheidsoorlogen, Giuseppe Garibaldi (1807-1882).
In de 19e eeuw een loszittende blouse met hoge kraag, in de stijl van de rode hemden van de soldaten van Garibaldi, in het Engels ook een garibaldi genoemd, als verkorting van Garibaldi jacket [1862; OED]; deze blouses werden gedragen door vrouwen. Ook in het Nederlands werd een rood hemd wel zo genoemd: garibaldi-hemd [1874; Winkler Prins], garibaldi 'id.' [1896; Woordenschat].
59.   garnaal zn. 'schaaldier (Crangon crangon)'
categorie:
eponiem, uitleenwoord
Vnnl. gernaet 'garnaal' [1514; MNW], gheernaert [1527-ca. 1540; MNW], garnaet [1573; Thes.], garnaerd [1588; Kil.], garneel [1628; WNT bot IV], harssenen als garnael 'hersens als een garnaal' [1657; WNT vijlen I]; nnl. garnaal [1704; HvH].
De herkomst van garnaal is onduidelijk; de meest genoemde verklaring is dat het woord is afgeleid van mnl. grane 'knevel' (ohd. grana, on. grön 'id.'): het beestje zou naar zijn voelsprieten - die op baardharen lijken - vernoemd zijn; eenzelfde etymologie zou ten grondslag liggen aan Frans bouquet 'grote roze garnaal', afgeleid van bouc 'baardje'. Volgens Tavernier-Vereecken (1950) en De Tollenaere (2000) is dit, gezien de oudste vorm, onmogelijk; zij stellen voor het woord te zien als een afleiding van de persoonsnaam Geernaert (< middeleeuws Latijn Gerinhardus < pgm. *Werinhard). De lange ē in de eerste lettergreep werd tot korte e of a; de tweede lettergreep ontwikkelde zich van -naart/-naat via -neel tot een nnl. -naal -; in het WNT wordt een volkstalige vorm garnaat genoemd, dialectisch komt nog de oude vorm gernaat (zuidelijk) voor, met het accent op de eerste lettergreep, of genoat (Groningen).
Ontleend uit het Nederlands zijn: Duits Garnele (alleen in vaktaal), Garnat, Oudfrans guernette (waaruit Waals en Picardisch guernate, tegenover Nieuwfrans crevette 'garnaal') en Russisch garnél'.
Literatuur: C. Tavernier-Vereecken (1950), 'Diersoortnamen van mensennamen afgeleid: garnaal, wulk, pier, vlinder', in: HCTD 24, 33-64, hier 41-52; F. de Tollenaere (2000), 'Etymologica: Cynisch, Garnaal, Parlevinker', in: TNTL 116, 221-227
60.   gobelin zn. 'kleurrijk wandtapijt'
categorie:
leenwoord, eponiem, merknaam
Nnl. gobelins (mv.) 'Franse wandtapijten met ingewerkte figuren' [1847; Kramers], gobelins (mv.) 'wandtapijten' [1857; WNT verschieten I], gobelin 'prachtig doek, wandschilderij' [1903; WNT uitvoeren], later ook gebruikt voor wandtapijten van voor de 17e eeuw: een Franse gobelin uit het begin van de 15de eeuw [1948; WNT vechtlust].
Het Franse woord gobelin gaat terug op de naam van een Parijse tapijtfabriek, Manufacture des Gobelins, opgericht in 1662 en genoemd naar de verversfamilie Gobelin. De merknaam wordt in het Frans pas sinds het eind van de 19e eeuw als soortnaam voor wandtapijten gebruikt (TLF), maar net als in het Nederlands gebeurde dat eerder al in het Duits [18e eeuw; Pfeifer] en het Engels [begin 19e eeuw; OED].

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven