11.   atalanta zn. 'admiraalvlinder, nummervlinder (Vanessa atalanta)'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. atalanta [1767; WNT Supp].
Genoemd naar Atalante (Grieks Atalantḗ), jageres uit de Griekse mythologie.
Atalante wilde slechts degene huwen die haar in een wedloop zou verslaan. Hippomenes, die de uitdaging aannam, bracht op aanraden van Aphrodite drie gouden appels mee die hij met regelmatige tussenpozen liet vallen. Atalante kon de verleiding ze op te rapen niet weerstaan en verloor zo de wedstrijd. Wellicht zag de naamgever van de vlinder (een trekvlindersoort die grote afstanden kan afleggen) een analogie met deze mythische hardloopster, aangezien vlinders zich op hun tochten graag laten afleiden door de bloemen die ze op hun weg vinden.
Fries: atalanta
12.   atlant zn. 'steunpilaar in de vorm van een mannenfiguur'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. atlantes (mv.) 'id.' [1734; WNT Supp.].
Ontleend aan Italiaans atlante 'id.' [1758; DEDLI], dat al dan niet via Latijn Atlās, Atlāns (genitief Atlāntis) ontleend is aan Grieks Átlās (genitief Átlantos), de reus uit de mythologie die het hemelgewelf op zijn schouders droeg.
Dezelfde reus is verantwoordelijk voor de woorden atlas 1 'kaartenboek', atlas 4 'bovenste halswervel', en misschien atlas 3 'vlindersoort'. Ook het Atlasgebergte in Noord-Afrika en de Atlantische Oceaan zijn naar hem genoemd. Het Atlasgebergte zou zijn ontstaan toen Atlas, die in het uiterste westen van de wereld woonde, Perseus weigerde te ontvangen. Perseus veranderde hem vervolgens in een grote steenklomp. De Atlantische Oceaan (< Latijn mare atlanticum) was 'de zee ten westen van het Atlasgebergte'.
13.   atlas 1 zn. 'boek met geografische of andere kaarten'
categorie:
eponiem, geleerde schepping, bedenker bekend
Vnnl. in: eenen nieuwen ende wel geconditioneerden affgesetten attlas [1636; WNT Supp.].
Internationaal woord dat voor het eerst gebruikt is door Gerard Mercator (1512-1594) in de Latijnse titel van zijn in 1595 postuum verschenen Atlas, sive cosmographicae meditationes .... In de vertaalde Nederlandse titel bleef dit woord staan, maar een algemene aanduiding voor een kaartenboek kan het pas genoemd worden vanaf het moment dat ook andere kaartenmakers het gebruiken, zoals Joan en Willem Jansz Blaeu in 1635 voor hun Toonneel des aerdriicx, ofte nieuwe atlas van alle landen.
Mercators boekwerk bestaat uit twee delen: het eerste deel geeft een beschrijving van het ontstaan van de wereld, de kosmos en het tweede deel is de daadwerkelijke atlas met geografische kaarten van de hele wereld, de werelddelen en detailkaarten van de toenmalige Europese staten en vorstendommen. In zijn voorwoord verklaart Mercator de naam Atlas: dit is een veelzijdig geleerde, 'tutor' van de god Janus en administrator van de koning van Etrurië; hij geldt als het symbool van de kosmografie en cartografie. Bedoeld wordt de legendarische koning Atlas van Mauretanië (het tegenwoordige Marokko). De voorplaat toont een naakte oude man met op zijn knie een hemelbol, die hij opmeet, en met de aardbol voor zijn voeten op de grond. Deze mythische koning is in feite de mythologische figuur Atlas, die de hemel op zijn schouders torst; zie ook atlant en atlas 4 'bovenste halswervel'.
Fries: atlas
14.   atlas 4 zn. 'bovenste halswervel'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. Het hooftdragende wervel-been, den atlas [1690; WNT].
Ontleend aan Grieks átlās 'id.'.
Vesalius (Andries van Wezel uit Brussel, 1514-64), beroemd vanwege zijn baanbrekende anatomische werken, noemt athlas als Latijnse term voor de eerste halswervel, maar zegt dat anderen de term gebruiken voor de zevende halswervel. De Griekse arts Galenus gebruikte de term voor de eerste halswervel, omdat die het hoofd als een globe op zijn schouders draagt, daarmee gelijkend op Atlas die het hemelgewelf zo torste, zie atlant.
Fries: atlas
15.   Augiasstal zn. 'wanordelijke boel'
categorie:
geleed woord, eponiem
Nnl. augiasstal [1847; WNT Supp.].
Samenstelling van de persoonsnaam Augias en stal.
In de Griekse mythologie was de reiniging van de stallen van koning Augias, die 3000 runderen bezat, één van de twaalf werken van de held Hercules. De stallen waren in geen dertig jaar schoongemaakt, en Hercules verrichtte het werk in één dag door de loop van een rivier te veranderen en deze door de stallen te leiden.
16.   augustijn zn. 'monnik; typografische maateenheid'
categorie:
leenwoord, eponiem
Mnl. augustinen (verbogen zn.) 'augustijner monnik' [1284-85; CG I, 1011]; vnnl. augustijn 'typografische maateenheid' [1660; WNT Supp.].
Eponiem dat teruggaat op Frans Augustin 'Augustinus' < Latijn Augustīnus, een afleiding van Augustus 'de gewijde', zie auteur.
De heilige Augustinus (354-430) is de auteur van De Civitate Dei 'van de stad Gods'. In 1467 verscheen een vroege gedrukte uitgave van dit werk. De naam van de auteur Augustijn ging eerst over op het voor deze wiegendruk gebruikte lettertype en later op de grootte (12 punt) van dat lettertype. Daarna ging men het als vaste typografische maateenheid voor alle soorten lettertypes gebruiken.
17.   augustus zn. 'achtste maand van het jaar'
categorie:
leenwoord, eponiem
Mnl. oeghstmaent [1278; Claes 1994b], te halven oweste [1277; Moors 1952:25], te jngaende auguste dat naest coemt 'augustus a.s.' [1289; CG I, 1378], in Augusto (ablatief) [1386; Moors 1952:13]; vnnl. aust [1509; WNT augustus II], augustus [1556; WNT], ougst [1550-1600; WNT].
Ontleend aan Latijn Augustus. Dit was de toenaam van de eerste Romeinse keizer Gaius Julius Caesar Octavianus (63 v. Chr-14 na Chr.). Hij ontving zijn eretitel in 27 voor Chr. en noemde zich vanaf dat moment Caesar Augustus. In 8 voor Chr. stemde Augustus erin toe dat de maand waarin hij consul was geworden en zijn belangrijkste overwinningen had behaald, naar hem augustus genoemd werd in plaats van sextīlis '(de) zesde maand'. Augustus betekent letterlijk 'gezegend, geheiligd, verheven' en is afgeleid van het werkwoord augēre 'vermeerderen', zie auteur.
Het woord verdrong de gebruikelijke Germaanse vormen, zoals Middelnederlands arenmaent 'oogstmaand' (overkomend met Gotisch asans 'oogst', nog bewaard in Duits Ernte 'oogst' en verwant met het Engelse werkwoord earn 'verdienen'). De uit augustus ontstane vormen vertonen gedeeltelijk afslijting en hebben geleid tot het woord oogst. In het West-Vlaams betekent oest zowel 'oogst' als 'augustus'. Bij Jacob van Maerlant komt een mooi citaat voor, waarin zowel keizer Augustus als het woord oogst (oest) genoemd wordt: Octauiaen die ward al here. Ende maecte rome rike so sere. Dat men der omme augustus hiet. Dat mensen (lees: merser) ofte oest bediet. Noch heten die keisere alle te samen. Augustus na sire namen 'Octavianus, die werd toen heer. En hij maakte Rome zo rijk, dat men hem daarom Augustus noemde, wat koopman of oogst betekent. Nog steeds heten alle keizers Augustus naar zijn naam' [1285; CG II, Rijmb.]. Uit het citaat blijkt ook dat (tot ver) in de Middeleeuwen de naam van Caesar Augustus als eretitel aan het keizerschap (in het algemeen) verbonden was.
Later werd in de kanselarijtaal augustus 'achtste maand' het gebruikelijke woord, waarna deze vorm steeds algemener werd en de andere varianten verdrong.
Literatuur: H. Hogerheijde (1984) 'Augustus' in: E. Croonenberg e.a. Wat een taal. De dagen, Amsterdam, 76-77; Philippa 1987; Sanders 1993
Fries: augustus
18.   axel zn. 'figuur bij kunstschaatsen'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. axel [1984; Dale].
Verkorting van Axel-Paulsensprong, genoemd naar de Noorse schaatser Axel Rudolf Paulsen (1855-1938), die deze figuur in het schaatsen introduceerde. Tegenwoordig is zij een vast onderdeel van het kunstschaatsprogramma.
Literatuur: Sanders 1993
19.   bacchanaal zn. 'drinkgelag, zwelgpartij'
categorie:
leenwoord, eponiem
Vnnl. bacchanaal 'feest gewijd aan Bacchus' [1698; WNT]; nnl. bacchanaal 'drinkgelag' [1783-96; WNT].
Ontleend aan Latijn Bacchānal 'aan Bacchus gewijde plaats, Bacchusfeest', afleiding van de naam van de Latijnse god Bacchus (Latijns synoniem: Dionysus) < Grieks Bákkhos 'de god Bacchus', (door metonymie) 'wijn', een leenwoord van onbekende oorsprong.
De bacchanalen stonden bekend om hun overvloed en buitensporigheid. In het Latijn bestond de uitdrukking bacchanālia vīvere 'losbandig leven'. Een Nederlands equivalent is de uitdrukking aan Bacchus offeren voor 'veel alcohol drinken' (Dale).
20.   badminton zn. 'soort tennisspel'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. badminton 'Engels soort tennisspel' [1915; Sanders 1995], 'zeker spel' [1931; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels badminton 'balspel' [1874; OED]. De sport is genoemd naar Badminton House, het kasteel van de hertog van Beaufort in Avon, voorheen Gloucester, waar het spel voor het eerst werd gespeeld.
Het spel is in 1931 in Nederland ingevoerd; voordien kan het woord geen Nederlands spel aanduiden (WNT Aanv.).
Literatuur: Sanders 1995, 22-24
Fries: badminton

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven