1.   generaal 2 zn. 'opperbevelhebber; veldheer'
categorie:
leenwoord
Mnl. eest generael, eest gardiaen, eest commendoer 'of hij nu hoofd van een kloosterorde is, gardiaan (kloosteroverste) of commandeur (overste van een geestelijke ridderorde)' [1390-1400; MNW-R], nog min of meer als bn. in die ... capitein was generael 'die opperbevelhebber was' [1460-80; MNW-R]; vnnl. generael capitein 'opperbevelhebber' [1510-30; MNW-P], capiteyn generael 'id.' [1525; WNT vazal], ten slotte opnieuw onmiskenbaar als zn. in generael 'veldheer, legeraanvoerder' [1584; WNT veldmaarschalk].
De betekenis 'hoofd van een orde' is een verkorte vertaling van de Latijnse titels, waarin het bn. generalis 'algemeen' voorkomt, dat het hoofdbegrip specificeert; dit hoofdbegrip werd aanvankelijk ook genoemd, bijv. minister-generaal van de Franciscanen en zie bij generaal 1, maar vervolgens weggelaten, zoals bij Kiliaan generael der minder-broeders. De militaire betekenis is ontleend aan Frans général 'veldheer' [1549; Rey], verkorting van capitaine général [1507-1508; Rey], 'opperbevelhebber', letterlijk 'algemeen kapitein/veldheer'.
In de Republiek (1579-1795) werden de termen kapitein-generaal en generaal-kapitein beide gebruikt.


  naar boven