1.   begrip zn. 'het vatten met het verstand, denkbeeld'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Mnl. begrip, begreep, begrijp (MNW), sonder begrijp 'zonder blaam, onberispelijk' [1265-70; CG II, Lut.K], begrijp 'aanmerking' [1285; CG II, Rijmb.], 'berisping, vijandige bejegening' [1286; CG I, 1109], binnen Gerards begripe 'binnen het gebied van Gerard' [1292; CG I, 1822], begrijp 'omvang, oppervlakte' [1378; MNW], ten begripe van 'naar het oordeel, de beslissing van' [1389; MNW], 'mening, gedachte, oordeel' [1480; MNW-P]; vnnl. begrijp, begrijpinghe 'inhoud, omvang, bevattingsvermogen, begrip' [1573; Thes.]; nnl. begrip 'het begrijpen, denkbeeld' [1735; WNT].
Afleiding van het werkwoord begrijpen.
Mnd. begripp 'het aangrijpen; gebied, gedachte, begrip' (> nzw. begrepp); mhd. begrif 'omvang, district' (nhd. Begriff 'begrip, denkbeeld'); nfri. begryp.
Begrip 'aanmerking, blaam, berisping' is een afleiding van begrijpen in de zin van 'berispen' (met een betekenisontwikkeling van '(iets) aanpakken' naar '(iemand) onder handen nemen, berispen'). Een andere duidelijke betekenisontwikkeling van concreet naar abstract is begrip 'dat wat je (met je handen) kunt omvatten of grijpen', vervolgens 'gebied, inhoud' en later 'het verstandelijk begrijpen, denkbeeld'.
De Duitse mystici van de 14e eeuw hebben het abstracte Begriff 'omvang en inhoud van een denkbeeld; begrip' geïntroduceerd, als leenvertaling van het zn. Latijn comprehēnsio 'het aangrijpen, samenvatten, begrijpen; begrip'.
Fries: begryp


  naar boven