1.   tondeuse zn. 'haarscheerapparaat'
categorie:
leenwoord
Nnl. Nette inrichting voor SCHEREN en HAARSNIJDEN, ook met de Tondeuse (advertentie) [1891; Zierikzeesche Nieuwsbode], 1 paarden-tondeuse [1894; Maas- en Roerbode], tondeuse 'werktuig om schapen te scheren' [1903; Koenen].
Ontleend aan Frans tondeuse 'scheerapparaat voor baard en haren' [1904; TLF], eerder al 'scheerapparaat voor dieren' [1890; TLF], 'grasmaaimachine' [1876; TLF], 'scheerwerktuigje bij de lakenfabricage' [1832; TLF], een afleiding van tondre 'scheren' [ca. 1130; Rey], een ontwikkeling van Laatlatijn tondere, een variant van tondēre 'scheren, maaien, plukken'.
Latijn tondēre is verwant met: Grieks téndein 'knagen'; Oudiers tenn- 'snijden, knagen'; < pie. *tend- 'snijden, splijten' (LIV 628).
Fries: tondeuze


  naar boven