1.   ton zn. 'vat; 100.000 euro (NN); 1000 kilo'
categorie:
leenwoord
Onl. tunna 'vat' [1159-64; ONW]; mnl. tonne in ene tonne vol souts 'een ton vol zout' [1285; VMNW], dan ton in de samenstelling tonharinx 'van tonharing' [1336-39; MNW last]; vnnl. ton en tonne 'ton, vat' [1588; Kil.], tonne gouds 'honderdduizend goudstukken' [1599; Kil.], tonne oft vat .j. twee dusent ponden '(=1000 kilo)' [1599; Kil.], een tonneken rijker 'een kleine 100.000 gulden rijker' [1640; iWNT]; nnl. ruim een ton (in euro's) [2001; Elsevier].
Ontleend, al dan niet via Frans tonne 'grote ton' [1283; TLF], aan middeleeuws Latijn tunna (ook wel tonna) 'id.' [8e eeuw; Rey], dat ontleend is aan een Keltisch woord dat men ook terugvindt in Oudiers tonn 'huid', ook 'leren wijnzak'. De betekenis '2000 pond' is mogelijk ontstaan onder invloed van een soortgelijke betekenis van Engels tunne [1588; OED], eerder al toun [1485; OED], dat een voortzetting is van tunne 'ton, vat' [ca. 725; OED] met dezelfde oorsprong als middeleeuws Latijn tunna.
Os. *tunna (mnd. tunne, tünne); ohd. tunna (mhd. tunne, nhd. Tonne); ofri. tunne, tonne (nfri. tûne, tonne); oe. tunne (me. tunne, tonne, ne. ton, tun); on. tunna (nzw. tunna); alle oorspr. 'vat'.
Het woord ton (tonne) wordt al vanaf de eerste vermeldingen gebruikt als inhoudsmaat voor artikelen die in een ton werden opgeslagen. Hieruit is ook het gebruik van ton als geld- en gewichtsmaat ontstaan.
tonnage zn. 'laadvermogen van een schip uitgedrukt in tonnen'. Vnnl. tonnage 'accijns per ton gewicht' [1545; MNHWS]; tonnage 'scheepsgrootte in tonnen' [1824; Weiland]. In het Nieuwnederlands ontleend aan Engels tonnage 'laadvermogen van een schip' [1718; OED], eerder al Tonage 'accijns op goederen per vat' [1422; OED], dat evenals als mnl. tonnage 'accijns per ton gewicht' ontleend is aan Frans tonnage 'accijns betaald op wijn in een ton' [1300; Rey], afgeleid van tonne met het achtervoegsel -age zie -age.
Fries: tûne, tonnetonnaazje


  naar boven