1.   tombola zn. 'soort loterijspel'
categorie:
leenwoord
Nnl. verloting, bij wijze van "tombola romana" (in Nederland) [1835; Leeuwarder Courant], het openbare lottospel (tombola genaamd) (in Italiƫ) [1836; Leeuwarder Courant], eene "tombola" of loterij (in Nederland) [1845; Leeuwarder Courant], Tombola "een ital. openbaar loterijspel, dat men op tooneelen pleegt te spelen" [1847; Kramers].
Ontleend aan Italiaans tombola 'lotto', een afleiding van tombolare 'onderstebovenvallen, kopjeduikelen', dat, al dan niet via tombare 'vallen', afgeleid is van een klanknabootsende stam tumb- 'koprol, duikeling'. Mogelijk kreeg de Italiaanse lotto zijn naam door het door elkaar husselen van de loterijbriefjes.
Fries: tombola


  naar boven