1.   tombe zn. 'grafmonument'
categorie:
leenwoord
Onl. misschien al het toponiem Tumme (onbekende locatie) [726; kopie 1191; Gysseling 1960]; mnl. op der vrowen tombe 'op het graf van de vrouw' [1265-70; VMNW], dar maecti .vij. tumben 'daar maakte hij 7 grafmonumenten' [1289; VMNW], opte tomme 'op de grafheuvel' [1299; VMNW], Ene tombe van marbre roet 'een grafmonument van rood marmer' [1300-50; MNW-R].
Ontleend, al dan niet via Frans tombe 'grafsteen' [1311; TLF], eerder al 'graf' [1130; Rey], aan Laatlatijn tumba 'graf', dat een ontlening is van Grieks túmbos 'grafheuvel, graf', dat wrsch. een voor-Grieks (niet-Indo-Europees) leenwoord is; mogelijk is Latijn tumulus 'grafheuvel' een variant van hetzelfde bronwoord. Misschien is ook Latijn tumēre 'zwellen, gezwollen zijn' verwant, zie tumor.
Fries: tombe


  naar boven