1.   nerf 2 zn. 'vaatbundel in een blad'
categorie:
leenwoord
Vnnl. nerven 'pees, spier, zenuw', overdrachtelijk in verkranckte my mijns lichaems nerven 'vloeiden mijn lichaamskrachten weg' [ca. 1530; WNT verkranken]; nnl. nerf, overdrachtelijk als 'kracht, flinkheid' in een allerswakst heer ... sonder nerf [1780; WNT], 'vaatbundel in een blad' in wanneer de nerven of diergelijke meer of min evenwijdig geplaatste deelen geheel en al uitpuilen [1836; WNT uitpuilen].
Ontleend aan Latijn nervus 'pees, spier, zenuw', zie nerveus.
In de middeleeuwse geneeskunst waren de senuwen (Latijn nervi) de aderen van lichaamskracht en kende men nog geen onderscheid tussen wat men nu zenuwen, pezen en spieren noemt. In het Vroegnieuwnederlands kwam ook het synonieme leenwoord nerf voor, dat vooral overdrachtelijk werd gebruikt voor 'lichaamskracht'. Dit heeft echter het erfwoord zenuw in geen van de medische betekenissen vervangen, zoals wel gebeurd is bij Engels nerve 'zenuw' en Duits Nerv 'id.', naast resp. sinew en Sehne die beide alleen nog 'pees' betekenen. De huidige betekenis 'vaatbundel in een blad' is 19e-eeuws en wrsch. van Duits Nerv overgenomen.
Fries: nerf


  naar boven