1.   kledderen ww. 'knoeien met een papperige massa'
categorie:
klankwoord
Nnl. kledderen 'door nat en vuil stappen' [1816; WNT], 'met nattigheid morsen' [1914; Van Dale], ook kledder (zn.) 'papperige massa' [1900; WNT], kleddernat (bn.) 'zeer nat' [1936; WNT Aanv. kledderen I].
Affectieve variant bij kladderen, zie klad.
kliederen ww. 'kledderen' (NN). Nnl. in de afleidingen bekliederen 'vuil maken' [1919; WNT Aanv.], de kliederige inktrol 'de smerige inktrol' [1923; WNT kliederen], dan kliederen 'knoeien met een papperige massa' [1934; WNT]. Affectieve variant van kledderen.
Fries: -


  naar boven