Favorieten

1 lemma in uw favorieten




Met de knop 'Alles wissen' wist u al uw favorieten.


Met het prullenbakje kunt u één specifiek lemma uit de lijst verwijderen.
sjans, chance zn. (NN) 'geluk in de liefde', (BN) 'geluk dat je gratuit ten deel valt'
Nnl. in de vele kroegen, waar "sjans" te koop is voor rondjes [1902; Groene Amsterdammer], om een sjaans bij een niese 'om een meisje te versieren' [1906; Boeventaal], wat 'n sjans jij maakt [1927; iWNT], Moontje had nog veel "chance" [1929; iWNT chance].
Ontleend aan Frans chance 'geluk, bof', zie kans, meestal met vernederlandste spelling en uitspraak.
Fries: sjans