1.   peignoir zn. 'ochtendjas'
categorie:
leenwoord
Vnnl. peignoir 'manteltje' in eene schoone juffer kanm' versieren, met refuseën, fontans, pinjoiren 'een mooie jongedame kan zich (in de kant-winkel) voorzien van kragen, strikken, manteltjes' [1693; WNT Aanv. refusé], 'los huisgewaad voor vrouwen' in droeg een ... langh peignoir [1696; WNT]; nnl. in een wit flanellen peignoir [1889; WNT].
Ontleend aan Frans peignoir 'ochtendjas' [1693; TLF], eerder al peignouer 'kapmantel' [15e eeuw; TLF] en pignoer 'benodigdheid bij het kammen' [1416; TLF], een afleiding van peigner 'kammen' < Latijn pectināre 'kammen'; het Latijnse ww. is een afleiding van pecten (genitief pectinis) 'kam'.
Latijn pecten is verwant met: Grieks kteís 'kam' (< *pkt-en-); Perzisch šāna (< *pḱ-en-); < pie. *peḱt-en- 'kam' (IEW 797), van de wortel pie. *peḱ- 'kammen, kaarden', zie vechten.
Fries: peignoir


  naar boven