1.   hyper- voorv. 'bovenmatig'
categorie:
leenwoord
Oorspr. is dit het Griekse voorvoegsel en bijwoord huper-, hupér 'over, voorbij, bovenmatig', verwant met over en super(-).
In het klassiek Grieks komt dit voorvoegsel vooral voor in combinatie met werkwoorden; in de moderne talen is daar nauwelijks iets van overgeleverd, de belangrijkste uitzondering is hyperbool. Productief werd het voorvoegsel in de westerse talen vanaf de 17e eeuw bij het vormen van wetenschappelijke neologismen. Eerst gebeurde dat alleen in combinatie met andere Griekse woordelementen, zoals in hyperidololatria "overafghodendienst", hyperphysicus "overnatuurlijk" [1658; Meijer], later ook met andere of zelfs inheemse woorden, in het Nederlands bijv. in hypermodern [1908; WNT], hypergevoelig [1927; WNT transponeeren], hyperprincipieel [1939; WNT vegetarisch]. Er lijkt een tendens te zijn dit voorvoegsel te beschouwen als superlatief bij super-.
hyper bn. 'opgewonden'. Nnl. hyper 'id.' [1992; van Dale]. Verkorting van hyperactief, hypernerveus e.d. met het gemeenschappelijke betekeniselement van deze woorden. Dezelfde korte vorm treedt ook op in het Amerikaans-Engels [1942; OED] en er kan dus ook sprake zijn van ontlening. Het woord treedt met afwijkende spelling ook al op in de naam van de stripfiguur Hiep Hieper, partner van Bul Super, bij Marten Toonder (Panda, 1944).


  naar boven