1.   azuur zn. 'bepaalde kleur blauw'
categorie:
leenwoord, geoniem
Mnl. van goude ende van asure [1290-1310; MNW-R], met tween libarden van aysure 'met twee azuren (azuurblauwe) leeuwen (op een schild)' [1300-50; MNW-R]; daarnaast lasur [1330-50; MNW-R].
De vorm met a- is ontleend aan Oudfrans asur, aisur [1080] < middeleeuws Latijn azurium. De vorm met la- rechtstreeks aan lazurium. Beide Latijnse vormen zijn via Arabisch lāzuward of lāzaward ontleend aan Perzisch Lāžward, de naam van een stad in Turkestan waar de lazuursteen werd gewonnen. De l- werd in de Romaanse talen als lidwoord opgevat, waardoor de vormen met a- konden ontstaan.
Als naam van een steensoort wordt meestal de samenstelling azuursteen of lazuursteen gebruikt. De lazuursteen werd in de Middeleeuwen via Italië in Europa verhandeld en werd vooral gebruikt om er een blauwe kleurstof van te maken. Het woord (l)azuur wordt meestal gebruikt om er deze kleur mee aan te duiden.
Literatuur: Philippa 1991


  naar boven