1.   plafond zn. 'zoldering'
categorie:
leenwoord
Vnnl. Fraaie prenten en desseynen dewelck tot het maecken van blaffons kunnen dienen 'fraaie prenten en dessins die tot het maken van plafonds kunnen dienen' [1695; WNT]; nnl. Het werken met Gips ... ter vercieringe van platfons 'id.' [1770; WNT], Stoot ik daar myn hoofd ook tegen 't plafon onzer Zaal? [1770; WNT], Eene groote doch niet lichte zaal, wier plafond met eene allegorische voorstelling van Zweden prijkt [1840; WNT], plafond "maximum van lonen, tarieven" [1952; Koenen].
Ontleend aan Frans plafond, eerder platfons 'horizontaal vlak onder de verdiepingsvloer of het dak' [1546; Rey], gevormd uit plat 'vlak', zie plat 1, en fond 'grond', zie fundament.
Het woord werd oorspronkelijk ook naar de uitspraak gespeld als plafon (vergelijk ook het verkleinwoord plafonnetje), met nevenvormen platfon en blaf(f)on. De 20e-eeuwse figuurlijke betekenis 'maximum' is mogelijk opnieuw ontleend aan het Frans [1926; Rey].
Fries: plafond


  naar boven