1.   bank 1 zn. 'zitplaats, meubelstuk; ondiepte in zee'
categorie:
substraatwoord
Mnl. banc 'meubelstuk' [1240; Bern.], 'werktafel, winkelbank' in de samenstelling wissel bank [1285; CG II, Rijmb.]; 'rechtbank, schepenenbank' in voer die banke [1340-79; MNW]; vnnl. banc(k) 'ligplaats van schepen' [1536; MNHWS], 'ondiepte in de zee' [1645; WNT bult I].
Algemeen Germaans woord met oorspr. betekenis 'heuveltje'; de huidige betekenis 'verhoging in zee' ligt hier nog dicht bij. Uit 'heuveltje' ontwikkelde zich 'zitplaats', waaruit 'zit-, ligbank', 'op banken zetelend college' en 'werkbank, -tafel' zijn ontstaan.
Os. bank 'zitplaats, rechtbank'; ohd. banch 'zitbank' (nhd. Bank ook 'zitplaats'); ofri. bank, benk (nfri. bank 'meubel, tafel, toonbank; stapel, verheffing in zee, harde bodemlaag'); oe. benc 'zitplaats, rechtbank' (ne. bench), bank 'heuvel' (ne. bank); on. bekkr 'zitbank' (nzw. bänk 'id.'); < pgm. *banki- 'heuveltje'.
Het Germaanse woord betekende oorspr. 'heuveltje' (verwant met on. bakki 'heuvel' < *banka(n)). De verdere etymologie is onduidelijk en omstreden. In elk geval hoort het niet bij Sanskrit bhañj- 'verbreken'. Het gaat hoogstwrsch. om een substraatwoord.
De polysemie van het inheemse bank was in het Middelnederlands hoger dan nu. Diverse betekenissen van toen zijn overgegaan op samenstellingen met -bank als tweede lid. In zandbank 'zandige verhoging in zee of rivier' (Sant-Banck [1633; WNT zandbank]) vinden we de oorspr. Germaanse betekenis van het woord terug; het relatief laat geattesteerde mistbank [1881; WNT mist I] kan hiernaast geplaatst worden: beide zijn een obstakel, plat (in de breedte veel groter dan in de hoogte), en bestaan uit materie die door het eerste lid wordt aangeduid. In rechtbank (rechtbanck [1612; WNT wederpart]) heeft bank de overdrachtelijke betekenis 'zetel van het recht'. Van een zitfunctie is geen sprake meer in pijnbank 'folterwerktuig' (pijnbanck [1556; WNT pijnbank]) en toonbank 'uitstaltafel' (tombanck (met assimilatie) [1567; WNT], toonbanck [1613; WNT voordoen II]), en evenmin in draaibank 'werktuig waarmee men voorwerpen kan laten draaien om deze met gereedschappen te bewerken' (draeibanck [1662; WNT draaibank]) en werkbank 'werktafel' (werckbanck [1556; WNT werken I]); hier is bank bijna synoniem met tafel.
Samenstellingen met bank 'zitmeubel' zijn doorzichtig; genoemd wordt hier alleen slaepbanck 'bank die opengeslagen kan worden om op te slapen' [1618; WNT slaapbank].
Fries: bank
2.   bank 2 zn. 'geldinstelling; centrale bewaarplaats'
categorie:
leenwoord
Mnl. banc 'geldinstelling' [1467; MNHWS]; vnnl. in banco 'in, op de bank' [1686; WNT uittrekken], per banco 'via de bank' [1673; WNT voldoening]; nnl. in de samenstellingen bloedbank 'centrale waar bloed wordt afgenomen en bewaard voor transfusie' [1952; Koenen], databank 'groot gecomputeriseerd gegevensbestand' [1971; WNT Aanv.], spermabank 'opslagplaats van sperma voor inseminatie' [1977; Kramers III].
In de betekenis 'geldinstelling' ontleend aan Italiaans banco 'id.'. Het Italiaans heeft dit woord uit het Germaans overgenomen in de vorm banco (later ook banca) 'zitplaats' [voor 1321]; het is dus hetzelfde woord als bank 1. De gespecialiseerde betekenis 'geldwisseltafel, geldbank' [voor 1342] is in het Italiaans ontstaan bij de opkomst van het bankwezen. De belangrijke rol die de Italianen speelden in het geldverkeer in de 15e en 16e eeuw, zorgde ervoor dat het woord in deze betekenis zich verspreidde door geheel Europa (zie ook bankroet). Aangezien Nederlands bank toen al de betekenis 'werk-, winkeltafel' had gekregen, werd de ontleende vorm banco al snel vernederlandst.
In de betekenis 'centrale bewaarplaats' (in samenstellingen) ontleend aan het Engels. In het Engels heeft zich uit bank 'geldbewaarplaats' ook een algemene betekenis 'opslag- of bewaarplaats' ontwikkeld. Dit heeft in het Nederlands voor enkele leenvertalingen gezorgd, bijv. bloedbank uit Engels blood bank [1942; OED]; databank uit Engels data bank [1970; OED]; en spermabank uit Engels sperm bank [1963; OED].
De Italiaanse vorm bleef echter gehandhaafd in de betekenis 'bankgeld' [1611; De Bruijn-van der Helm 1992] en na voorzetsels: met name in de pas laat in de 20e eeuw enigszins in onbruik rakende termen in banco en per banco 'via de bank'.
Literatuur: De Bruijn-van der Helm 1992


  naar boven