1.   alkali zn. 'hydroxide van een alkalimetaal'
categorie:
leenwoord
Vnnl. alkali 'planten gebruikt bij de sodabereiding' in Kali & Alkali [1583; Claes 1997], De oversetters van de Araebsche boecken noemen al dese cruyden met eenen gemeyne naeme Kali ende Alkali [1608; Dodonaeus], alkali 'zout bereid uit deze planten' [1615; WNT Supp.], en bij uitbreiding ook 'hydroxide waarmee deze zouten kunnen worden bereid' in bijv. alkalien, ... zijn geene zouten, maar zoodanige zelfstandigheden, die zich met de zuren verbinden en deze tot zoutvorming neutraliseren [1843; WNT Supp.].
Via middeleeuws Latijn alkali ontleend aan Arabisch al-qalī 'de potas' (met Arabisch lidwoord al en qalī, waarvoor zie kalium), waarmee de as van bepaalde zoutwaterplanten werd aangeduid en de stof die daaruit werd onttrokken (natrium- en/of kaliumcarbonaat, soda).
Het middeleeuws Latijn gebruikte het woord ook voor deze planten zelf en zo ook Dodonaeus in bovengenoemde oude Nederlandse attestatie. De naam ging daarna over op alle stoffen die gelijksoortige eigenschappen vertoonden als potas.
Literatuur: Philippa 1991


  naar boven