1.   doedelzak zn. 'blaasinstrument'
categorie:
leenwoord, geleed woord
Nnl. doedelzak "zakpijp, ruispijp, zeker blaasspeeltuig" [1783; Claes 1994a], 'zeker blaasinstrument' [1795; WNT beerpijp].
Ontleend aan Duits Dudelsack [17e eeuw; Kluge]. Uit het bestaande Duits Dudei 'doedelzak' [17e eeuw; Pfeifer] < Tsjechisch dudy 'id.' < Turks düdük 'fluit' is wrsch. onder invloed van het klanknabootsende woord dudeln 'eentonig voor zich heen zingen' het eerste lid Dudel- ontstaan, waarop door contaminatie met Sackpfeife 'doedelzak', letterlijk 'zakfluit, zakpijp', ouder sacphīfe [15e eeuw; Pfeifer], een nieuw woord Dudelsack is ontstaan, dat Sackpfeife heeft verdrongen (Pfeifer). Het is echter ook mogelijk dat dudeln pas later is afgeleid van Dudelsack, in welk geval het werkwoord geen rol heeft gespeeld bij de overgang van Dudei naar Dudelsack (Kluge).
Ook Pools dudy, Russisch dudá 'pijp, schalmei' en Servisch duduk gaan alle terug op Turks düdük 'fluit'.


  naar boven