1.   cartouche zn. 'patroonhuls; sierrand'
categorie:
leenwoord
Vnnl. cardousen 'papieren hulzen voor kruit' [1594; WNT kardoes II], met ... frisen ende cartousen verciert 'met friezen en sierlijsten versierd' [1653; WNT zeskantig]; nnl. cartouche 'randversiering; elliptische figuur met hiërogliefen; patroonhuls' [1912; Kramers], 'versierde rand, lijst; kardoes' [1912; Kuipers].
In beide betekenissen ontleend aan Frans cartouche 'patroonhuls' [1571; TLF], eerder al 'randversiering' [1546; TLF] < Italiaans cartoccio 'rolletje papier' [14e eeuw], een afleiding van het Latijnse zn. charta 'papier' < Grieks khártēs 'papyrusblad', zie kaart.
Nadat eeuwenlang kardoes en kartets gebruikelijk waren voor 'patroonhuls', wordt in de 20e eeuw opnieuw de Franse vorm ontleend. Kramers 1912 signaleert de vorm als eerste, maar verwijst bij de betekenis 'patroonhuls' ook nog naar kardoes en kartets.


  naar boven