1.   liflaf zn. 'smakeloze kost; geraffineerde kost'
categorie:
geleed woord, klankwoord
Vnnl. lief-laf 'vleierij', lief-laffen 'vleien, liefkozen', lief-laffer 'vleier' [alle 1599; Kil.], liffelaffen 'vleien' [1625; WNT liflaffen], liflaffery 'vleierij, misleidende woorden' [1636; WNT liflaffen]; nnl. liflaf 'smakeloze kost' [1708; Sewel NE], liflafje 'smakeloze spijs of drank' [1833; WNT aftreksel], 'geraffineerde kost' in kiezen ze de aantrekkelijkse liflafjes [1992; Trouw].
Afleiding van het verouderde werkwoord vnnl. lieflaffen, liflaffen 'vleien, liefkozen', een expressieve, reduplicerende afleiding, maar het is niet zeker van welk woord; misschien bij vnnl. labben 'leuteren, roddelen; likken' [1599; Kil.], zie labbekak.
Meestal wordt het verkleinwoord liflafje gebruikt. De betekenis 'smakeloze kost' is wrsch. overdrachtelijk en onder invloed van laf in de betekenis 'smakeloos, flauw' ontstaan uit '(onsmakelijke) vleierij'. De overwegend negatieve betekenis die liflafje had, is aan het eind van de 20e eeuw geleidelijk overgegaan in een positieve betekenis 'geraffineerde kost, bijzondere lekkernij'.
Fries: liflafke


  naar boven