1.   evenknie zn. 'gelijke in bekwaamheid'
categorie:
geleed woord, volksetymologie
Mnl. evencnie 'gelijke van afkomst (geboorte, rang, stand)' in Ses wittachtige tuygen die sijn evenknie sijn 'zes wettige getuigen die zijn gelijken van geboorte zijn' [1303; MNW]; nnl. evenknie 'gelijke in bekwaamheid' [1846; WNT].
Samenstelling uit even 1 'gelijk' en knie, dus letterlijk 'van dezelfde knie'. De reden achter de gelijkstelling van 'knie' en 'afkomst' is echter niet helemaal duidelijk. Wrsch. heeft de gelijkenis (ook etymologisch) van Latijn genū 'knie' en genus 'familie' een rol gespeeld. Misschien is het tweede lid een door volksetymologie ontstane variant met *kn- (voor klinker) van pgm. *kunj- 'geslacht' < pie. *ǵ(e)nh1-, zie kunne.
Oorzaak van deze volksetymologische aanpassing, maar misschien ook wel de oorsprong van de term zelf, is de manier waarop bij enkele Germaanse volksstammen (Franken, Friezen en Angelsaksen) de graden van verwantschap werden aangegeven, namelijk in knieën (vgl. Oudfries kni 'knie; verwantschapsgraad', evinkniling 'evenknie', thredkniling 'verwant in de derde graad (derde knie)'). Daarbij werd dus gebruik gemaakt van het menselijk lichaam met zijn ledematen als beeld. Het hoofd was daarbij de aanduiding voor vader en moeder. Zo kon de hals gebruikt worden om de directe lijn aan te geven: al of sy een Coninghinne van haeren hals geweest hadde 'alsof zij rechtstreeks van een koningin afstamde' [1658; WNT hals]. De evenknie was dus oorspr. 'iemand die op dezelfde knie' zat en dus even nauw verwant was. Later gaat het woord dan meer algemeen 'gelijke, tegenhanger' betekenen.
De oorspr. betekenis 'van gelijke afkomst' heeft in het Nieuwnederlands geleidelijk plaats gemaakt voor 'van gelijke bekwaamheid of verdienste'.


  naar boven