1.   naijver zn. 'afgunst, jaloezie'
categorie:
geleed woord, bedenker bekend
Vnnl. nayver, naijver 'afgunst, jaloezie' in De naayver der jongelingen [1635; iWNT], ook naeryver 'id.' [1631; iWNT zenuw].
Gevormd uit na en ijver in de oude betekenis 'afgunst, jaloezie'. Het woord komt aanvankelijk vooral in de werken van P.C. Hooft voor en is dus wellicht door hem geïntroduceerd. Hierbij hoort ook het werkwoord naijveren 'zich inspannen om iets of iemand na te streven': vnnl. Naeyverende ... de grootdaedigheit des Koninx [1628; iWNT]. Het voorvoegsel na- drukt hier 'navolging' uit, zoals in nabootsen, napraten e.d.
Fries: -


  naar boven