1.   affuit zn. 'onderstel van een kanon'
categorie:
leenwoord
Vnnl. affuysten (mv.) [1564 (ed. 1598); WNT zuiverlijk], affuyten (mv.) [1591; WNT].
Ontleend aan Frans affut, Oudfrans ook affeul [1448; Rey], 'bouwsel om een kanon op te plaatsen' [1458; Rey], zn. bij afuster, later affûter, dat sinds 1411 [Rey] 'op het onderstel zetten' betekent; gevormd uit ad- en het zn. Oudfrans fust [1080; Rey] < Latijn fustis 'balk, stuk hout', zie fust.


  naar boven