1.   mobiel 1 bn. 'verplaatsbaar, beweeglijk'
categorie:
leenwoord
Vnnl. mobilen ende immobilen goeden 'roerende en onroerende goederen' [1536; WNT legaat II]; nnl. mobiel 'verplaatsbaar' [1760; WNT Aanv. immobiel], mobiel [1808; WNT Aanv. ambulance], mobiel [1847; Kramers].
Ontleend, deels via Frans mobile 'beweegbaar' [1377; TLF], aan Latijn mōbilis 'id.', een afleiding van movēre 'bewegen', zie motor.
De vaste verbinding vnnl. mobile goederen is een leenvertaling van middeleeuws Latijn bona mobilia 'roerende goederen', Laatlatijn res mobiles 'id.'. Ook het Oudfrans erfwoord moeble betekende aanvankelijk 'roerend (goed)' en kan de Nederlandse betekenis beïnvloed hebben; zie meubel.
immobiel bn. 'onbeweeglijk'. Vnnl. immobilen goeden 'onroerende goederen' [1536; WNT legaat II]; nnl. immobiel 'niet verplaatsbaar' [1760; WNT Aanv.], immobiel 'onbewegelijk' [1824; Weiland]. Ontleend, via Frans immobile 'onbeweeglijk' [1370-72; TLF], aan Latijn immōbilis 'id.', afleiding van mōbilis met het voorvoegsel in- 2 'niet'. Hierbij hoort het zn. BN immobiliën 'vastgoed, onroerend goed'.
Fries: mobyl ◆ ymmobyl


  naar boven