1.   salamander zn. 'amfibie van de orde Caudata'
categorie:
leenwoord
Mnl. salamander 'vuursalamander' [1270-90; VMNW].
Via Latijn salamandra 'id.' ontleend aan Grieks salamándra 'id.', dat vrijwel zeker een voor-Grieks leenwoord is. Vennemann 2003 veronderstelt herkomst uit de substraattaal waarop het huidige Baskisch is gebaseerd. Het woord zou geanalyseerd moeten worden als *salama-and(e)ra 'water-vrouw'. Het eerste lid *salama hoort dan bij een wortel *sal- die ook in vele andere moeilijk te verklaren Europese woorden voorkomt, zoals bijv. Oudnoords söl 'zee', Latijn salmō (zie zalm). Het tweede lid zou corresponderen met Baskisch and(e)ra 'vrouw'.
Literatuur: Vennemann 2003, 352-354
Fries: salamander


  naar boven