1.   smalt zn. 'blauwe kleurstof'
Vnnl. smalt 'door kobalt blauw gekleurd glas, dat door het smelten van kwartszand, potas en gerooste kobaltertsen ontstaat' in 't klejnoodt van doorschijnigh smalt [1633; WNT warren I], 'blauwe kleurstof, bestaande uit fijngemalen kobaltglas; koningsblauw' in En de smalten lijden wel lacke witten 'en de kobaltblauwen verdragen goed witte lak' [1618; WNT].
Ontleend aan Italiaans smalto 'kobaltglas en daaruit verkregen blauwe kleurstof', eerder al semalto 'kobaltglas' [1536; Rey], ontleend aan middeleeuws Latijn smaltum 'smeltglas, email' [913; Niermeyer]. Dit woord, dat overigens via Oudfrans esmal [1140; Rey] heeft geleid tot Nieuwfrans émail, zie email, gaat terug op Frankisch *smalti, een afleiding met ablaut van de wortel van smelten.
In de continentaal West-Germaanse talen leidde West-Germaans smalti- 'smeltglas, email' tot: mnl. smelt; mnd. smelt; ohd. smelzi (nhd. Schmelz).
Smalt werd tot in de 19e eeuw in de keramische industrie gebruikt.
Fries: smelt


  naar boven