5331.   scala zn. 'reeks'
categorie:
leenwoord
Vnnl. de scala musicalis 'de tonenreeks in de muziek' [1535; WNT Aanv. deductie], die Schala inder musycke 'id.' [1567; WNT]; nnl. dese scala 'deze toonladder' [1738; WNT wolf I], scala 'reeks' in de geheele scala onzer neigingen [1881; Gids 4, 214].
Ontleend, aanvankelijk rechtstreeks, later vermoedelijk ook via Italiaans scala 'toonladder' [1556; DELI], eerder al 'trap, ladder' [einde 13e eeuw; DELI], aan middeleeuws Latijn scala 'ladder', later ook 'toonladder' [1503; Fuchs], nevenvorm van klassiek Latijn scālae 'trap, ladder' (mv., zelden het ev. scāla 'trede, trap'), van de wortel van scandere 'klimmen'. De overdrachtelijke betekenis 'reeks' kan mede zijn ontstaan onder invloed van Duits Skala 'reeks' [1854; Schulz] dat ook, al dan niet via Italiaans scala, aan Latijn scala ontleend is.
Fries: skala
5332.   scalp zn. 'schedelhuid met haar'
categorie:
leenwoord
Nnl. het getal ... van de "Scalps" of gevangenen, door hun bekomen [1768; Vad.lett., 139], "Scalperen", (van het Engelsche "scalp", de huid, die de hersenpan bedekt) [1824; Weiland], Den afgerukten scalp [1846; Vad.lett., 2, 99].
Ontleend aan Engels scalp 'als zegeteken afgetrokken schedelhuid met haar bij indianen' [1601; OED], eerder al 'schedel' [voor 1300; OED], dat vermoedelijk op een Scandinavisch woord teruggaat dat verwant is met Oudnoords skalpr 'zwaardschede, uitgehold voorwerp', zie schelp.
In 1768 was blijkens de attestatie hierboven (die over indianen gaat) de precieze betekenis van scalp nog niet duidelijk. Het woord wordt in de 19e eeuw langzamerhand bekend door de literatuur die de gewoonten van de Noord-Amerikaanse indianen beschrijft.
scalperen ww. 'van schedelhuid ontdoen'. Nnl. scalperen "het aftrekken der hoofdhuid" [1824; Weiland]. Vermoedelijk ontleend aan Duits scalpiren 'van schedelhuid ontdoen' [1777; Schulz] (nu skalpieren), een afleiding van Skalp 'hoofdhuid met haar' [1735; Schulz], dat weer ontleend is aan Engels scalp 'id.'.
Fries: skalpskalpearje
5333.   scalpel zn. 'soort mes'
categorie:
leenwoord
Nnl. het Scalpel 'het ontleedmes' [1769; Verhandelingen], een smal "Scalpel" 'een smal operatiemes' [1784; Vad.lett., 481].
Ontleend, via Frans scalpel 'scalpel' [ca. 1370; TLF] dat pas in de 18e eeuw in deze vorm meer dan incidenteel gebruikt werd, aan Latijn scalpellum 'id.', een verkleinwoord van scalprum 'mes, beitel', dat een afleiding is van scalpere 'krabben, snijden, beitelen', dat wrsch. verwant is met Grieks skállein 'hakken, wroeten', zie schil.
Literatuur: Verhandelingen (1769), Verhandelingen, uitgegeeven door de Hollandsche Maatschappye der Weetenschappen dl.11, Haarlem, 301
Fries: skalpel
5334.   scanderen ww. 'het metrum doen uitkomen'
categorie:
leenwoord
Nnl. scandeeren 'metrum laten uitkomen' [1717; Marin NF], die, als herculische morse-signalen gescandeerde, stooten (over stoomstoten van boten) [1927; NRC], scandeeren 'klemtoon op elke lettergreep leggen' in hun gescandeerde roep "pas un sou" [1932; Leeuwarder Courant].
Ontleend, mogelijk via Duits scandiren [1575; Schulz] (oudere vorm scantieren [1523; Schulz]), nu skandieren, aan Frans scander 'versvoeten of lettergrepen van een vers laten uitkomen' [1516; TLF], later nog 'klemtoon op elke lettergreep leggen' [1857; TLF], een ontlening aan Latijn scandere 'scanderen' < ouder 'bestijgen'.
Latijn scandere 'klimmen' is verwant met: Sanskrit skándati 'springt'; Middeliers scendid 'springt'; < pie. *skend- 'springen' (LIV 554).
Fries: skandearje
5335.   scannen ww. 'optisch lezen, elektronisch aftasten'
categorie:
leenwoord, leenwoord, leenwoord
Nnl. scannen 'snel het belangrijkste uit een tekst halen' in De verhogers-van-leesvaardigheid praten over ... scannen [1959; Onze Taal, 3, 16], 'elektronisch aftasten' in na het scannen kan de radioloog ... [1976; Leeuwarder Courant], 'code van iets aflezen' in Het produkt verdwijnt dan na te zijn "gescand" [1981; Leeuwarder Courant], 'nauwkeurig bekijken' in: Naast gerichte opdrachten scannen sommige bureaus een heel marktdeel [Volkskrant 12-11-1987, p. 25].
Ontleend aan Engels scan 'elektronisch afzoeken' [1928; OED], eerder al 'iets efficiënt doorlopen op hoofdpunten' [1926; OED], 'onderzoekend bekijken' [1798; OED], en ouder scanne 'scanderen (versvoeten uitzoeken)' [voor 1398; OED], ontleend aan Latijn scandere 'beklimmen, scanderen', zie scanderen.
scan zn. 'met scanner gemaakte beeldopname'. Nnl. Scan: populair programma over electronica (titel radioprogramma) [1969; Leeuwarder Courant], scan 'soort röntgenopname' [1978; Leeuwarder Courant]. Ontleend aan Engels scan 'door scannen verkregen beeld' [1953; OED], eerder al '(het) elektronisch scannen' [1934; OED], '(het) nauwkeurig onderzoeken' [1706; OED], een afleiding van het ww. scan. ◆ scanner zn. 'elektronisch aftastapparaat'. Nnl. eerst een geïsoleerd geval: Deze lichtbundel komt uit een scanner (onderdeel televisietechniek) [1928; Vaderland], dan de "scanner", de radar-antenne [1956; Soester Courant], scanner 'aftaster van beeld of object' [1961; Van Dale]. Ontleend aan Engels scanner 'apparaat dat systematisch aftast' [1927; OED], later nog 'draaiende radarantenne' [1946; OED], veel eerder al 'iemand die kritisch onderzoekt' [1557; OED], een afleiding van het ww. scan.
Fries: scanne
5336.   scene
categorie:
leenwoord
Zie: scène
5337.   scène zn. 'deel van een toneelstuk; tafereel; ruzie'
categorie:
leenwoord, leenwoord
Vnnl. scenen 'scènes' in In sommige ... Scenen sietmen den opganck vande sonnen [1553; WNT voleinden], ook in elck Actus ... wort ghedeelt in ... scenen 'elk bedrijf wordt verdeeld in scenes' [1555; WNT pauze], Theatren ende scenen 'theaters en toneelvloeren' [1561; WNT Aanv. excellent], scene 'toneel' [1650; Hofman]; nnl. scene 'plaats van handeling' in de Scene is in Morenland [1757; Holberg], scene 'tafereel' [1781; WNT mine], scènes 'heftige taferelen' in Ik hou niet van scènes [1840; WNT prostitueeren].
Al dan niet via Frans scène 'levendig gebeuren' [1676; Rey] en 'woedeuitbarsting, luide twist' [1675; Rey], eerder al 'plaats van handeling' [1665; TLF], 'speelvloer' [1558; TLF], 'deel van een toneelstuk' [voor 1564; Rey], in een geïsoleerd geval (mv.) al in de 15e eeuw geattesteerd, ontleend aan Latijn scaena 'podium, theater, toneel', later ook 'deel van acte, bedrijf', een ontlening aan Grieks skēnḗ 'tent, hut, toneelhuis, toneel', verdere herkomst onduidelijk.
scene zn. 'wereld van subcultuur'. Nnl. praten over de scene of afkicken [1972; WNT]. Ontleend aan Engels scene 'wereld van subcultuur', bijv. van drugs [1964; OED], van jazz en beatniks [1951; OED], eerder al 'de plaats van het drama' [1594; OED], 'uitvoering van toneel' [1592; OED], ontleend aan Frans scène.
Literatuur: L. Holberg (1757), Zes aardige en vermakelyke blyspeelen, Amsterdam, 146
Fries: sêne
5338.   scepter zn. 'koningsstaf'
categorie:
leenwoord
Mnl. ceptre 'scepter' [1285; VMNW], met varianten als sceptre [1300-50; MNW-R], cepter [1390-1410; MNW-R], daarna in scepters prise 'als scepter' [ca. 1440; MNW wise], uwen siedsen ende uwen scepteren 'uw zetels en uw scepters' [ca. 1480; MNW siegie]; vnnl. ook schepter als in den schepter van Juda 'de heerschappij van Juda' [1564; WNT vervreemden].
Via Frans sceptre 'scepter' [1080; Rey], met varianten als ceptre [ca. 1120; Rey], esceptre [1165-70; Rey], cepdre [ca. 1180; Rey], later (16e eeuw) ook 'souvereine macht', ontleend aan Latijn scēptrum 'scepter, heerschappij', een ontlening aan Grieks skẽptron 'steun, staf, scepter, heerschappij', misschien verwant met schacht.
Fries: skepter, septer
5339.   sceptisch bn. 'geneigd tot twijfel'
categorie:
leenwoord, leenwoord, leenwoord
Nnl. eerst een geïsoleerd geval: een gantsch Sceptische of twijffelende Theologie [1704; Brandt], dan sceptisch 'principieel twijfelend' in Sceptische twyfelingen [1766; Vad.lett., 365], en 'geneigd tot twijfel' in een sceptisch en ironisch gezicht [1840; WNT].
Ontleend via Duits sceptisch 'aanhanger van filosofisch scepticisme' [1701; Schulz], ook skeptisch 'twijfelend' [1781; Schulz], aan Frans sceptique (bn.) 'sceptisch' [1694; Rey], eerder al 'betrekking hebben op het filosofisch scepticisme' [1611; Rey], en 'aanhanger van het filosofisch scepticisme' [1546; Rey], ontleend aan Grieks skeptikós 'verifiërend, overdenkend', ook 'sceptisch filosoof', een afleiding van sképtesthai 'rondkijken, beproeven', dat verwant is met spieden. Het filosofisch scepticisme was de leer van Pyrrho van Elis (360-275 v.Chr.), die stelde dat de mens niets met zekerheid kan weten.
scepsis zn. 'twijfel'. Nnl. redelijke "skepsis" [1838; Clarisse]. Internationale term, ontleend aan Grieks sképsis 'aanschouwing, onderzoek', een afleiding van sképtesthai. ◆ scepticus zn. 'iemand die sceptisch is'. Vnnl. scepticus 'soort filosoof' [1650; WNT weifelaar I]; nnl. 'twijfelaar, soort filosoof' [1847; Kramers]. Ontleend aan Duits Scepticus 'soort filosoof' [1581; Schulz], later ook 'twijfelaar' [1685; Schulz], dat de verlatijnste vorm is van Grieks skeptikós 'verifiërend, overdenkend', een afleiding van sképtesthai.
Literatuur: J. Clarisse (1838), De Heimelijkheid der heimelijkheden ... met eene inleiding en aanteekeningen, Dordrecht, 525; G. Brandt (1704), Historie der Reformatie dl. 4 Rotterdam, 815
Fries: skeptysk, septyskskepsis
5340.   schaak bn. 'in een positie waarin de koning geslagen kan worden'
categorie:
leenwoord, leenwoord, geleed woord
Onl. vermoedelijk als toenaam in ex Galtero Scac (Brugge) 'van Wouter Schaak' [1187; Debrabandere 2003]; mnl. schak met enen matte 'schaakmat' [1265-70; VMNW], te scake 'bij het schaakspel' [1293; VMNW], in die Schaeck 'in het huis waar het schaakbord uithangt' [1444; MNW].
Ontleend aan middeleeuws Latijn sca(c)cus, sca(c)chus 'schaakstuk', mv. 'schaakspel' [midden 9e eeuw; Niermeyer], of aan Frans eschac, mv. eschas [ca. 1165; Rey], variant van eschecs 'schaakspel' [1080; Rey], ook eschec 'de situatie waarin koning of koningin geslagen kan worden' [ca. 1170; TLF], die beide via het Arabisch ontleend zijn aan Perzisch šāh 'koning', met name 'koning in het schaakspel'. Mogelijk is de -c aan het woordeinde in het Frans ontstaan onder invloed van eschec, eschac '(oorlogs)buit', ontwikkeld uit Frankisch *skāk 'id.', zie schaken 2, omdat de uitroep eschac! ook geïnterpreteerd kon worden als 'buit!'.
Perzisch šāh 'koning, sjah' gaat terug op Oudperzisch xāyaþiya 'koning, heerser', horend bij Avestisch xšayati 'heersen', dat wrsch. is afgeleid van pie. *h3(e)kw- 'bekijken' (LIV 297), waarvan ook oog is afgeleid.
Het schaakspel is hoogstwaarschijnlijk in India ontstaan en toen via Perzië en vervolgens via het Arabische culturele imperium inclusief Spanje en Sicilië Europa binnengekomen, waar het al in de 9e eeuw overal bekend was.
schaakmat bn. 'verloren staan in het schaakspel'. Mnl. scaec ende mat [1290-1310; MNW-R]; vnnl. schaec en mat [1561; WNT], "Schachmat", de Kooning is dood [1681; Van Winschooten]; nnl. schaak mat [1709; WNT]. Het Middelhoogduits en het Middelnederlands hebben de combinatie schach unde matt en scaec ende mat aan het Oudfranse eschec et mat ontleend. Daarna heeft het Nederlands schaakmat vermoedelijk ontleend aan het in het Duits ook voorkomende schachmatt 'schaakmat' [1702; Grimm], eerder al schach mat 'id.' [14e eeuw; Suolahti], dat of ontleend is aan het in het Frans zeldzame eschec mat 'id.' [begin 13e eeuw; Rey] of aan middeleeuws Latijn scaccum mattum 'id.' [1282-87; Niermeyer], die beide teruggaan op de Arabische uitdrukking (aš-)šah māt '(de) koning is dood', waarin het eerste woord ontleend is aan het Perzisch, en het tweede zeer waarschijnljk ook. Het Perzische māt betekende 'radeloos, zonder uitweg'. Schaakmat is dan: de koning heeft geen uitweg meer. In het Arabisch is dit māt geherinterpreteerd als het woord voor 'dood', zie mat 3. ◆ schaken 1 ww. 'schaakspelen'. Mnl. te scaken 'te schaken' [1374-94; MNW], schaken 'schaken' [1454-73; MNW]. Afleiding van het zn. schaak.
Literatuur: W. van Winschooten (1681), Seeman, Leiden, 221; H. Suolahti (1929-33), 'Der Französische Einfluss auf die deutsche Sprache im dreizehnten Jahrhundert', in: Mémoires de la Société Néo-philologique de Helsingfors, Helsinki enz., VIII, 1-310 en X, 1-486; Philippa 2008
Fries: skaakskaakmatskake

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven