1.   omroep zn. 'radio- en televisieorganisatie'
categorie:
bedenker bekend
Nnl. Wij hebben ons tot dusver beholpen met: rondzenddienst. ... Zou "omroep" ons misschien kunnen dienen om het meer algemeene begrip aan te geven? [1922; Corver].
Neologisme, in 1922 geïntroduceerd door de invloedrijke radiopionier Jan Corver (1878-1956) in zijn maandblad voor zendamateurs Radio-Nieuws, als alternatief voor de tot dan toe gebruikelijke, maar volgens Corver ongeschikte samenstelling rondzenddienst. Hij baseerde zijn voorstel op de naam van het historische beroep van omroeper 'bekendmaker van gemeentelijke berichten' [1612; WNT vaatsch], afleiding van omroepen < mnl. ommeroepen 'openbaar bekendmaken' [1400-88; MNW], gevormd uit om en roepen in de Middelnederlandse betekenis 'verkondigen, bekendmaken'.
Het zn. omroep bestond eerder al in de betekenis 'het omroepen; openbare bekendmaking', zoals in mnl. Daer is een ommeroep ghedaen [1481; MNW].
Literatuur: J. Corver (1922), 'De omroeper', in: Radio-Nieuws; orgaan van de Nederlandse vereeniging voor radio-telegrafie 7 (1 juli), 197-201
Fries: omrop < nnl.


  naar boven