1.   negatief bn. 'ontkennend, niet positief'
categorie:
leenwoord
Mnl. negatijff 'ontkennend' [1480; MNHWS]; vnnl. negatijf 'een ontkenning inhoudend' in antwoirdt negatijff geven [1522; WNT Suppl. allegeeren]; nnl. negatief 'niet positief', bijv. van getallen, in negatieve wortels [1807; WNT regel I], van elektriciteit in de negatieve pool van een ... batterij [1844; WNT verkoperen].
Ontleend, wrsch. via Frans negatif 'ontkennend' [12e eeuw; TLF], aan Latijn negātīvus 'ontkennend', een afleiding van het ww. negāre (verl.deelw. negātus), 'neen zeggen, ontkennen, weigeren', zie negeren.
negatief zn. 'fotografisch beeld met omgedraaide lichtwaarden'. Nnl. onder een negatief aan het licht worden blootgesteld [1868; WNT zilveroxyde], negatieven en afdrukken [1902; WNT wasschen]. Zelfstandig gebruik van het bn. negatief, als verkorting van vaste verbindingen als negatief beeld en samenstellingen als negatiefbeeld, negatieffilm.
Fries: negatyf ◆ negatyf


  naar boven