|
1. |
hommeles zn. (NN) 'ruzie' categorie: geleed woord, alleen in België of Nederland Vnnl. in Hoe ist er, hommeles? [1653; WNT], het sal daar lustig hommelis sijn [1681; WNT]. Ook nu nog meestal in onpersoonlijke constructies: er is hommeles, 't is hommeles, en soms naar analogie van ruzie ook ze hebben hommeles. Herkomst onzeker. Wrsch. afgeleid van een werkwoord hommelen 'zoeken, gonzen' [1599; Kil.], dat ook 'razen, tieren' kon betekenen: nu zal 't er duivels homlen [1761; WNT hommelen], zie ook hommel. Grote bekendheid kreeg het woord in Nederland door het door Annie M.G. Schmidt geschreven Pension Hommeles, de eerste Nederlandse televisieserie (winter 1957-58) en destijds het best bekeken amusementsprogramma.
|
naar boven
|